Genechten, Arnolda Francisca (Nolda) van

Geboren op 14 januari 1910 te Oirschot als dochter van dagloner Franciscus van Genechten (Oirschot 10 augustus 1871) en Antonia Roosen (Oirschot 17 mei 1867-31 januari 1937). Zij huwde op 29 augustus 1928 te Oirschot met schoenmaker Martinus Cornelis (Tinus) Rozen (Oisterwijk 21 december 1907-Tilburg 15 maart 1967), met wie zij twee zonen en twee dochters kreeg. Tinus mocht aanvankelijk niet met de jongste dochter van de landbouwer huwen, ‘het zout in de pap verdien je niet eens’ hadden de schoonouders hem te verstaan gegeven, maar kort daarop raakte Nolda in verwachting. Het kind Matheus Franciscus Martinus (Thijs) werd op 18 februari 1929 in Moergestel geboren. Het jonge gezin Rozen verhuisde daarna naar Hilvarenbeek, van waaruit het op 7 oktober 1929 in Oisterwijk kwam wonen (C19). Op 24 november 1930 betrokken Tinus en Nolda een houten huisje in de bossen aan de Scheibaan (lag toen nog op Haarens grondgebied). In 1933 kregen ze buren: het socialistische vakantiekamp Morgenrood van Hendrik Klein. Door het contact met de socialisten van Morgenrood ging Nolda voorbehoedsmiddelen gebruiken, die ze kocht bij het middelendepot van de Neo Malthusiaanse Bond (later NVSH) te Eindhoven. De pastoor kwam op huisbezoek en constateerde dat de Rozens de socialistische VARA-gids lazen en heeft toen de werkgever van Tinus Rozen (schoenfabrikant Paijmans) trachten te bewegen de baan van Tinus aan ‘een goed katholiek’ over te doen. Nolda en Tinus kregen vervolgens het schuifke toen ze gingen biechten. Sindsdien zijn ze nooit meer naar de kerk geweest, wel zijn ze allebei katholiek begraven. De Rozens woonden ook nog op het adres B11 (22 januari 1935), maar al spoedig daarna weer in Haaren. In 1939 is het woonadres Haarenscheweg 36 in Oisterwijk. Tijdens de oorlog wonen ze op Spoorlaan B491. Nolda werd in 1939 penningmeester voor de plaatselijke SDAP-afdeling en in datzelfde jaar was ze afgevaardigde naar het vrouwencongres. Ook Tinus Rozen was in 1939 lid van de SDAP. In de oorlog woonden de Rozens weer tijdelijk aan de Scheibaan (vakantieoord Van Heck) nadat hun woning aan de Spoorlaan door de ontploffing van de munitietrein (september 1944) beschadigd was. Zoon Thijs trof tijdens het spelen in de bossen een geallieerde piloot aan, die door de Duitsers gezocht werd. Thijs heeft hem onder bladeren gestopt en zijn ouders gewaarschuwd. Die hebben het verzet gewaarschuwd. Tinus Rozen was op 7 oktober 1944 getuige van de moord door de nazi’s op Hein Schut en Gijs Schellen. Rozen, die als bosarbeider werkte, zag verscholen in het struikgewas hoe de Duitsers Schut en Schellen executeerden, nadat ze beiden eerst hun eigen graf hadden laten graven. Tinus is daarna direct naar zijn broer Willem Rozen gegaan, die lid was van de Rode Kruiscolonne afdeling Oisterwijk. Na de oorlog bezocht Nolda lezingen van de religieus socialiste Henriette Roland Holst. Haar jongste zoon (Roland) vernoemde ze in 1950 naar de dichteres en tekstschrijfster van de Nederlandse versie van De Internationale. Nolda wilde haar kinderen niet ongedoopt door het leven laten gaan. Ze liet in 1953 de jongste zoon en de beide dochters dopen in de hervormde kerk bij de (sociaal-democratische) dominee Horst. Ze leerde haar kinderen ook bidden. Nolda en Tinus, alsmede hun zoon Thijs, waren na de oorlog lid van de PvdA. Op 11 november 1949 waren zij aanwezig bij de vergadering van de socialistische vereniging Het Eigen Gebouw (De Schuur). Nolda en Tinus gaven in februari 1955 aan te overwegen het lidmaatschap van de PvdA te beëindigen vanwege het feit dat de Oisterwijkse afdeling en het bestuur nauwelijks activiteiten ontplooiden. Maar op 3 december 1956 was Nolda weer op de ledenvergadering en trachtte zij de afdeling te activeren door middel van huiskamerbijeenkomsten. Ze bood daarvoor haar eigen woning aan. Nolda van Genechten bleef lid van de PvdA (op 9 februari 1959 was ze aanwezig op een ledenvergadering). Zij stierf op 24 augustus 1977 te Tilburg en werd op 27 augustus 1977 te Oisterwijk begraven.

Met dank aan Ron (Roland) Rozen