Winter, Johan Ignatius de

Pastoor van Oisterwijk 1698-1718. Hij verzette zich tegen de parochianen van Udenhout, die een eigen pastoor wensten en die hij daarom 'Stylooren' noemde. In 1704 dienden de inwoners van Udenhout biij de Staten Generaal een verzoek in om een eigen priester te mogen benoemen. Dat beviel Johan de Winter helemaal niet. Om zijn macht te demonstreren liet hij met Pinksteren 1704 door een smid het slot van de deur van de schuurkerk verwijderen. Er kwam een ander slot voor in de plaats. De sleutel van het nieuwe slot verdween in de zak van de pastoor. Vervolgens haalde de pastoor eigenhandig de misgewaden uit de kerk. Hij wilde daarmee aantonen dat hij de baas was in het gebedshuis en niet de inwoners van Udenhout. De eigenaar van de schuurkerk wilde in 1704 het huis met schuur zelf weer in gebruik gaan nemen. Maar met geweld en dreigementen verdreef pastoor De Winter de eigenaar uit zijn huis en schuur. Als teken van zijn macht stalde de pastoor, tegen de wil van de huiseigenaar, zijn paard in het voorhuis van de schuurkerk, waardoor er enige schade ontstond. De Winter liet een kwezel het voorhuis van de schuurkerk bewonen, om hernieuwde inbeslagname van de Udenhoutse schuurkerk te voorkomen. Hij stelde zijn kerk alleen te kunnen regeren zonder paus, internuntius, abt of vicaris en nam zich voor, zolang hij pastoor was, dat ‘die van Udenhout geen goet soude doen’. De eigenaar van de schuurkerk Jan Willem Bergmans riep de hulp in van een advocaat en spande een proces aan tegen de pastoor. De rechter stelde hem in het gelijk, waarna Bergmans zijn eigendommen in 1710 weer terug kreeg. De pastoor was in juridische zin de verliezende partij maar stelde openlijk dat hij bleef volharden in zijn strijd tegen de Udenhouters. De Winter is op 3 maart 1718 begraven in Oisterwijk.

Literatuur: Stichting Heemcentrum ’t Schoor, Over d'n Unent. Tweehonderd jaar zelfstandige gemeente Udenhout (Udenhout 1996); Frans van Iersel, ‘De schuurkerk van Udenhout’, De Kleine Meijerij 54 (2003) 32-43; J.J. Vugs, ‘Zo'n goeie pastoor. Getuigen decharge voor pastoor Johan de Winter in 1704’, De Kleine Meijerij 30 (1979) 28-30.