Aa, Christianus Josephus (Christ) van derGeboren op 23 november 1885 te Tilburg als zoon van Godefridus van der Aa (Tilburg 2 maart 1854-24 januari 1928) en en Maria Elisabeth Rijnen (Tilburg 14 maart 1846-15 april 1912). Hij huwde te Oisterwijk op 23 november 1915 met Cornelia Anna Maria van de Ven (Oisterwijk 20 februari 1889) met wie hij twee zonen en vier dochters kreeg. Twee stierven in hun zuigelingentijd, zodat het gezin daarna vier kinderen telde: Henk, Lies, Riet en Frida. Hij studeerde aan St. Louis te Oudenbosch en doorliep vervolgens de vakschool voor looiers te Waalwijk. De praktijk van het leerlooiersvak werd hem bijgebracht door zijn vader Godfried, die in de 'Arke Noachs', een klein huisje in de Hoefstraat te Tilburg, een bescheiden paardenstuitenlooierij had. Na zijn huwelijk richtte hij op 27 oktober 1916 samen met de Rotterdamse koopman Jan Adolf Vermetten de NV Lederfabriek Oisterwijk op. Van der Aa werkte daardoor ook samen met Kaufmanns Huidenhandel te Rotterdam, waar Vermetten commissaris was. Van der Aa startte in een oude leerlooierij van Blomjous (Lind 6) met staande stoomketel en putten in de open lucht. In januari startten de bouwwerkzaamheden voor een nieuwe fabriek aan De Schijf langs de spoorlijn. In september 1918 waren ook de machines gearriveerd en kon de productie in de moderne fabriek een aanvang nemen. Het gebouw was ontworpen door architect Van den Biggelaar. De fabriek werd in 1920 overgenomen door de handelsvertegenwoordiging van het Joodse lederbedrijf Adler en Oppenheimer: de Amsterdamse Ledermaatschappij NV met als directeuren Max Weil en Fred Kaufmann. Van der Aa bleef directeur. Albert Louis Benoit, een vakman uit de VS, werd onderdirecteur. De export naar Amerika nam grote vormen aan. In 1924 werd de fabriek uitgebreid. Een jaar later kocht de fabriek de ‘buurman’ op: steenfabriek NV Wilhelmina van Weyers en Co. In 1929 werd een schaftlokaal en het jaar daarop het nathuis gebouwd. Vanaf 14 mei 1932 kreeg de fabriek het predikaat koninklijk. In 1934 nam dr. Hans Ludwig Adler de technische leiding van de fabriek op zich. Tijdens de bezetting produceerde de fabriek voor de Duitse Wehrmacht. Vanaf maart 1941 kwam het Joodse bedrijf onder een Verwalter: dr. Hubert Huppertz. Christ van der Aa was vanaf de oprichting bestuurslid van de Federatie van Vereenigingen van Nederlandsche Lederfabrikanten, ondervoorzitter van het groepsbestuur overleerlooiers, bestuurslid RK Vereeniging van Ned. Lederfabrikanten en lid van de commissie voor den uitvoer van leder naar België en Frankrijk. Hij was een echte entrepeneur, in 1919 was hij commissaris van een consortium dat een hotel wilde bouwen aan het Klompven, het latere Bosch en Ven. Voorts was hij lid van de Oisterwijkse gemeenteraad (1919-1927, 1931-1935) en in periode 1919-1923 wethouder. Van der Aa stierf na een kortstondige ziekte in het Elisabethziekenhuis te Tilburg op 15 oktober 1941, net voor het 25-jarig jubileum van de Lederfabriek. Hij was nog druk bezig met de voorbereidingen voor de jubileumrevue 'Weest Optimist'. Op 20 oktober werd hij begraven op het kerkhof van de Joannesparochie. Literatuur: Jeroen Verhoog en Hans Warmerdam, Koninklijke Verenigde Leder B.V. 1916-1991 (Noordwijk 1991). |