Adler, Erich RudolphGeboren te Straatsburg op 22 november 1905 als zoon van Carl Adler (Worms 1 januari 1872-?1957) en Rosa Jacobi, die op 6 november 1898 in het huwelijk waren getreden. Hij was een kleinzoon van Isaak Adler die samen met zijn zwager Ferdinand Oppenheimer in Straatsburg op 10 juni 1872 de lederfabriek Adler en Oppenheimer stichtten. Hun zoons Carl Adler (1872-1957), Otto Adler, Julius Oppenheimer (1874-1939), en Clemens Oppenheimer zetten de zaak voort. Zij richtten in 1911 een moderne lederfabriek in Neustadt-Glewe in Noord-Duitsland (Mecklenburg) op en een laklederfabriek in Neumünster. Na de Eerste Wereldoorlog werd de fabriek in Straatsburg door de Franse regering geconfisqueerd. De firma Adler en Oppenheimer ontving een schadevergoeding van veertig miljoen francs, maar die rekening moest door de Duitse regering betaald worden. De handelsfirma werd naar Berlijn verplaatst (1920), waar de vader van Erich samen met Julius Oppenheimer leiding gaf aan het hoofdkantoor. Erich Rudolph Adler, die in Frankfurt scheikunde gestudeerd had en aldaar gepromoveerd, kwam in september 1929 vanuit Baden-Baden naar Oisterwijk, waar de firma in 1920 de lederfabriek van Christ van der Aa gekocht had. Erich werd hoofd verkoop en leidde de financiële belangen van de firma. Hij had de Duitse nationaliteit, maar werd op 13 september 1935 tot Nederlander genaturaliseerd. Hij woonde aan de George Perklaan 15 (C39, Huize Brabantia). Zijn neef Hans Adler nam in 1934 de technische leiding van de lederfabriek op zich. De joodse gemeente Tilburg deed in mei 1937 een beroep op Erich Adler voor financiële steun aan Duits-joodse vluchtelingen. Adler, die ook joods was, vluchtte met zijn vrouw en familie op 6 augustus 1940 naar Amerika. Na de oorlog was hij samen met Karl Lansberg lid van de ‘Aufsichtsrat’ van de Nederlandse Ledermaatschappij NV. Het Oisterwijkse gilde Sint Sebastiaan bezit een papegaai met gouden kroon, halsband, snavel en poten met opschrift: ‘Gilde St. Sebastiaan, ao 1962, aangeb. Dr. E. R. Adler, Oisterwijk’. Vanaf 1962 woonde hij volgens zijn paspoort in New York, waar hij als sinds ongeveer 1947 vice-president was van de Relda Trading Co. Inc. (het bedrijf van Adler en Oppenheimer in de USA tijdens de Tweede Wereldoorlog). In die functie reisde hij over de wereld maar verbleef vooral in Amsterdam, Frankrijk en Zwitserland. Wegens ziekte stopte hij in 1966 met werken en verbleef toen permanent in de Verenigde Staten. Hij overleed in New York op 15 december 1990. |