Berthem, Hieronymus vanGeboren te Brabant in 1544. Zijn studiehuis was St. Geertrui te Leuven. Berthem was pastoor van Oisterwijk van 1598 tot 1616. Onder zijn bewind volgden herstellingswerkzaamheden aan de door de geuzen verwoeste kerk. In een tijdsperiode van twintig jaar werd 20.000 bijeengebracht om de kerk te herstellen. Het hout werd gekocht in Gemert en per platte schuit naar Oisterwijk vervoerd en daar gelost bij de Bambrugge. De leien kwamen uit Luik of Maastricht via de Maas om vervolgens per kar naar Oisterwijk vervoerd te worden. De leidekkers logeerden twee jaar in Oisterwijk. Van de toenmalige restauratie is een oude balk bewaard gebleven uit het oude priesterkoor. Het was Jan Adriaen Poorters, de vader van Adriaan Poirters, die door de pastoors Berthem en Van Ryckel belast werd met zendingen naar Brussel en Leuven in het belang van de restauratie van de kerk. In 1603-1604 stierven minstens 105 Oisterwijkse parochianen aan de pest, waaronder ook kapelaan Dyrck Dyrcks van Lieshout en de pastoorsmeid Wilmken Henrix. De doop-, huwelijks- en begrafenisregisters werden in 1604 maandenlang niet bijgehouden. Of Berthem tijdens de twee pestjaren in Oisterwijk verbleef of een vervanger had aangewezen is onbekend. Berthem werd op 16 maart 1607 voorgedragen als abt in Leuven, doch is het niet geworden, want in 1607 wordt tot abt benoemd Ludovicus van Eynatten van Lichtenbergh. In 1616 werd Berthem overgeplaatst naar Helvoirt. Hij overleed in 1625 en werd in de Oisterwijkse kerk begraven. Literatuur: A. Huijbers, Oud Oisterwijk (Oisterwijk 1923). |