Boenders, Franciscus Coenraad MarinusGeboren op 19 mei 1887 te Middelburg als zoon van boekhandelaar (daarvoor apothekersknecht en colporteur) Franciscus Coenraad Marinus Boenders (Middelburg 6 juni 1831) en Catharina Thomassen (Middelburg 23 augustus 1848), dochter van een wijnkopersknecht. Opmerkelijk is dat zijn vader in de jaren 1853-1855 tegelijkertijd met zijn zus en broer in de gevangenis van Middelburg doorbracht. Franciscus Boendersj studeerde theologie en rechtswetenschappen (gepromoveerd). Hij was van 1911 tot 1916 Nederlands Hervormd dominee en vervolgens dominee in de krankzinnigenkolonie te Gheel (België). Deze kolonie was een uniek experiment in die tijd, waarin verstandelijk gehandicapten werkzaam waren bij de Gheelse bevolking. Er was in de kolonie een grote groep van honderden Nederlanders waarvoor Boenders tot in de jaren vijftig zorg zou dragen. Vanaf 1922 was Boenders werkzaam als advocaat in Utrecht. Hij had zich aangesloten bij De Middaghoogte, een initiatief van dominee A.H. de Hartog (1869–1938), later hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, die met de vrijdenkersbeweging rondom De Dageraad, een openbare discussie wenste over het bestaan van God en het Christendom. Boenders debatteerde onder anderen met Jan Hoving, voorzitter van De Dageraad. Eind jaren twintig vervulde Boenders belangrijke functies in de Nederlandse vrijmetselarij. In 1929 was hij Groot Redenaar (woordvoerder) van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, voorzitter van de Nederlandse sectie van de Universele Vrijmetselaarsliga en tussen 1928 en 1930 begeleidde hij het zomerkamp van de Vereeniging van studeerende Kinderen van Vrijmetselaren. Hij woonde in 1930 in Utrecht en gaf toen lezingen (in Zaltbommel) voor de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen over ‘Geestelijke opvoeding van de jeugd’. Op 6 januari 1935 werd hij dominee te Oss. In de oorlogsjaren verschafte hij een joods echtpaar onderdak. Daardoor werd hij door de Duitsers van 12 augustus 1942 tot 24 juni 1943 vastgezet en opgesloten. Eerst zes weken in de Polizeigefängnis Haaren, daarna in Scheveningen (Oranjehotel). Tijdens zijn gevangenschap trad de Lithse predikant B.M. van Tongerloo op als consulent in Oss. Met kerst 1944 leidde Boenders de dienst in de gemeente Ravenstein. Boenders werd op 25 april 1948 benoemd tot dominee in Oisterwijk, als opvolger van H. Bax. Het werk in de snel groeiende gemeente Oss was hem op zijn zestigste te zwaar geworden. Hij was in 1951 het oudste lid van de Generale Synode van de Nederlands-Hervormde Kerk. Op 26 april 1953 ging hij met emiritaat en werd aangesteld als hulp-prediker in Budel. Boenders werd als dominee te Oisterwijk opgevolgd door Anthonie Horst. Hij overleed op 2 mei 1955 te Budel. Publicaties van Boenders: F.C.M. Boenders, ‘Een bijdrage tot de kerkgeschiedenis van het eiland Tholen in 1926’, Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1926); Vrijmetselarij en Atheïsme (De Middaghoogte, Den Haag 1929); De maçonnieke geestesrichting en die van na den oorlog (Nederlandse Loge Anna Paulowna, Zaandam 1929); De religie in haar begin, beginsel en verdere ontwikkeling (Amsterdam 1929). |