Cantré, Joseph

J Cantré

Geboren op 26 december 1890 in Gent. Vlaams expressionistisch beeldhouwer en graficus. Hij studeerde in zijn geboortestad aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Was in 1913 gehuwd met Martha Margaretha Odila van Daele (Gent 25 mei 1891). Cantré was al voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog geëngageerd in de socialistische en pacifistische beweging in Gent. Hij was zijn militaire dienstplicht in 1916 ontlopen door naar Nederland te vluchten. In 1918 woonde hij met zijn gezin in Blaricum waar hij in een enclave van Belgische vluchteling-kunstenaars in een atelier werkte. De meesten konden vanwege hun Vlaams activisme en hun afkeer van de Belgische kunstpolitiek ook niet meer terug. In Blaricum kwam hij in contact met architect Johan Visser, die een vakantiehuis in Eemnes had. Cantré was vanaf 1925 betrokken bij het katholieke vooruitstrevende tijdschrift De Gemeenschap. In 1927 ontving hij een opdracht voor een bouwplastiek voor de woning d’Instuif van architect Visser aan het Oisterwijkse Klompven. Toen het gezin Cantré in Oisterwijk kwam wonen vanuit Blaricum (24 april 1928) waren er twee zonen. Zijn zoon Otto Theofiel (Blaricum) overleed op negenjarige leeftijd te Oisterwijk op 10 juli 1929. Cantré woonde in het atelier ’t Kapelleke, eigendom van Visser en eveneens gelegen aan het Klompven. Hij onderhield contacten met de Brabantse kunstenaar en arts Hendrik Wiegersma. Begin 1929 ontving hij de opdracht om het monument voor de zanger Johannes Messchaert in Hoorn te ontwerpen (onthulling 24 mei 1930). Het gezin vertrok op 26 februari 1930, gebruik makend van een amnestieregeling, naar Astene in Oost-Vlaanderen (gemeente Deinze). Volgens het Oisterwijkse bevolkingsregister vertrok Cantré en zijn zoon Walter echter naar Vreeland (Utrecht) en diens vrouw naar Astene. Mogelijk had dit te maken met de opdracht in Hoorn. In 1952 ontving hij voor zijn werk de Venetië Biennale Angelo prijs. Cantré overleed op 30 augustus 1957 te Gent. Zijn werken zijn ondermeer te zien in Museum Boymans van Beuningen te Rotterdam en in het openluchtmuseum voor beeldhouwkunst Middelheim te Antwerpen. Hij ontwikkelde een persoonlijke stijl met krachtige, ritmische vormen en evenwichtige composities. Hij vervaardigde tal van monumenten, o.a. van Edward Anseele sr. te Gent (1938-1948) en een grafmonument voor René de Clercq (1934; Lage Vuursche). Ook is hij bekend door zijn houtsneden, die revolutionnair waren toen zij in Ruimte, in Sélection, in Wies Moens' Opgangen verschenen en later in De Gemeenschap.

Literatuur: Catalogus Josef Cantré (Amsterdam Arti et Amicitiae 1971) ; Jan Engelman, 'Jozef Cantré, verluchter van het werk van Karel van de Woestijne', Mededeelingen van het Karel van de Woestijnegenootschap, afl. 2, 1933, p. 32.