Denisse, Adriaan

De Grondwet 7 juli 1878

Geboren te Oisterwijk op 6 april 1817 als zoon van landbouwer, assessor en rentenier Peter Denissen (Enschot gedoopt 6 februari 1776-Oisterwijk 1 november 1867) en Joanna Brekelmans (Oisterwijk gedoopt 3 augustus 1780-3 maart 1843). Adriaan Denisse groeide als enig kind in een rijke familie op, die woonde aan het Lindeind 131 (later VVV-kantoor), tezamen met drie meiden en een knecht. Heel zijn leven was Adriaan een vermogend man. Toen hij zich in 1850 bij de handboogschutterij Asterius meldde, stond er bij zijn beroep reeds 'rentenier'. In 1852 was hij vaandeldrager van de schutterij van Asterius. Maar daarna leek vervolgingswaanzin hem in zijn grip te hebben. Zijn vader liet hem bij vonnis van de Bossche Rechtbank van 28 januari 1857 onder curatele stellen wegens ‘verkwisting’. Het vonnis werd 8 februari 1860 weer opgeheven. Denissen leefde na de dood van zijn hoogbejaarde vader geheel alleen. Een meid uit het ouderlijk huis, Wilhelmina van Strijdhoven (Loon op Zand 17 juni 1836), bleef hem echter ondersteunen. Niet heel verwonderlijk want zij was familie van hem. Haar moeder Catharina Denissen stierf toen Wilhelmina slechts twee jaar oud was. Uit de notariële akte van de erfenis van Adriaan Denisse blijkt dat haar moeder familie was (nicht?) van Adriaans vader. In 1869 trouwde Wilhelmina met winkelier Cornelis Verhoeven op het Lindeind en kreeg kinderen met hem. Maar ze bleef ook Adriaan Denisse verzorgen, ze onderhield voor hem het contact met de buitenwereld en bezorgde hem zijn levensmiddelen. Hij verkeerde in de veronderstelling dat men het op zijn leven gemunt had, vanwege zijn geld. De voorzorgen die hij nam kunnen buitengewoon genoemd worden, zijn gehele huis was van binnen met ijzer beslagen, er waren dubbele ijzeren deuren, over de zolder had hij een gewelf laten maken met aarde en ijzer opgevuld en daarover weer een platte vloer. Achter zijn huis was een ringmuur gebouwd: hoog 2,5 el en vier stenen dik tevens voorzien van schietgaten. Boven de deuren en ramen hingen ijzeren platen zodat bij een aanval de kogels daarop zouden afstuiten, tot datzelfde doel bezat hij ook een zevenkantige ijzeren kooi. Zijn wapenuitrusting bestond uit harnas, helm, schootsvel, achterlap en laarzen, alles van koper. Denisse kreeg daardoor de bijnaam ‘de man met het koperen harnas’. De enige luxe die Denissen zich permitteerde was het drinken van rode wijn. Na zijn overlijden werden in het huis maar liefst 83 lege flessen, twintig wijnglazen en ‘eenige flesschen’ wijn gevonden. Maar verder gaf hij, die ooit onder curatele was gesteld wegens ‘verkwisting’, weinig uit. Het leverde hem in de kranten een tweede bijnaam op: ‘de vrek van Oisterwijk’. Toen hij in 1873 een akte moest tekenen voor de verkoop van een deel van zijn grond, stonden de koper en de ambtenaren met getuigen op de binnenplaats terwijl Denissen vanuit zijn woning door de tralies zijn hand stak om de akte te tekenen. Adriaan Denisse overleed op 28 februari 1874 in zijn bed, volgens de kranten met het koperen harnas aan. Notaris Breda van Kelckhoven had drie volle dagen nodig om de inventaris in het sterfhuis op te maken, de tweede dag werd geheel besteed aan het tellen van het contante geld. Uiteindelijk kwam de notaris tot een geschatte waarde van 543,70 gulden (roerende goederen) en 75.268,60 gulden (papieren en contanten). De onroerende goederen (landbouwgronden en woning) waren in die inventaris niet meegenomen. Tussen zijn linnengoed in een achterkamertje zonder ramen vond men alleen al 26 bankpapieren van duizend gulden. Ook werden vijf geweren en een sabel aangetroffen en tweemaal een ’koperen uitrusting’ (waarschijnlijk het harnas en een koperen dekkleed waaronder hij sliep). Het harnas was op 9 gulden getaxeerd en werd voor die prijs gekocht door een koperslager. Maar vanwege de krantenartikelen was het koperen harnas inmiddels zo bekend en gewild, dat in overleg met de koperslager het harnas opnieuw werd ingezet. Een Bosschenaar bood meteen 100 gulden, maar het ging uiteindelijk voor 121 gulden naar Abraham van den Muijsenbergh, koopman in metalen antiquiteiten te Roosendaal. Die dacht een flinke winst op de aanschaf te kunnen maken. Hij organiseerde in april 1874 drie kijkdagen voor het publiek in Roosendaal en Oudenbosch. Maar niemand deed een bod dat voldoende was. In augustus 1874 bood hij het harnas via een Roosdendaalse notaris aan, weer geen koper. Vier jaar later adverteerde Van den Muijsenbergh maandenlang (van januari tot en met augustus 1878) met het koperen harnas, dat hij toen voor de 'spotprijs' van 150 gulden van de hand wilde doen. Op 28 mei 1881 overleed Van den Muijsenbergh, zonder dat we weten waar het koperen harnas van Adriaan Denisse is gebleven.

Literatuur: Tilburgsche Courant, 8 maart en 29 maart 1875, De Grondwet, 5 april 1874, 16 augustus 1874 en 7 juli 1878.