Doorn, Elisa Cornelis Unico

Elisa van Doorn

Geboren te Oisterwijk op 13 oktober 1799 als zoon van de kapitein der dragonders Jan Godard van Doorn (gedoopt Asperen 13 mei 1770-Groningen 14 juli 1831)en Laurentia Françoise Christina Verster de Balbian (’s-Hertogenbosch 28 maart 1773-Utrecht 11 januari 1856). Hij huwde te Amsterdam op 18 mei 1824 met Judith Vrolik (Amsterdam 25 februari 1804-Utrecht 9 juni 1844), dochter van de hoogleraar geneeskunde G. Vrolik, met wie hij een zoon en twee dochters kreeg. Vervolgens huwde hij op 20 november 1846 te Arnhem met Rudolphine Weerts (Arnhem 29 augustus 1827-Velp 10 augustus 1895), jongste dochter van de burgemeester van Arnhem en Eerste Kamerlid, met wie hij drie zonen en een dochter kreeg. Hij kwam uit een Nederlands Hervormd militair geslacht. Zijn vader had in 1795 ontslag genomen uit het Staatse leger en was niet overgegaan tot het Bataafse leger. Kort nadien huwde zijn vader met een predikantendochter uit Den Bosch envestigde zich aan het Lindeind te Oisterwijk. De familie woonde in elk geval tot 1803 in Oisterwijk. In 1809 waren ze verhuisd naar Purmerend. Elisa van Doorn werd opgeleid tot ambtenaar bij de belastingen en begon zijn loopbaan als commies te Amsterdam. Van 1828 tot 1844 was hij agent der domeinen te Utrecht. In 1830 richtte hij met anderen de vrijmetselaarsloge te Utrecht op. Vervolgens was hij van 1845 tot 1853 lid van de stedelijke raad (vanaf 1851 gemeenteraad) van Utrecht. Hij werd als conservatief lid van de Tweede Kamer (voor kiesdistrict IJsselstein: 13 februari 1849-20 augustus 1850 en voor kiesdistrict Utrecht: 7 oktober 1850-27 maart 1853). Van Doorn interpelleerde op 13 april 1853 over het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Bij die gelegenheid hield de Paus een rede in het College van kardinalen, waarin de Nederlandse protestanten min of meer als heidenen werden afgeschilderd. Deze interpellatie werd besloten met aanneming van een door hem ingediende motie waarin de regering werd gevraagd in Rome te protesteren tegen de door Pauselijke Stoel gevolgde handelwijze. Ten gevolge van deze motie en de volksbewegingen (April-beweging) trad het kabinet Thorbecke af. Van Doorn werd in het kabinet Van Hall-Donker Curtius minister van Financiën én (voorlopig) minister voor de Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke (19 april 1853-20 januari 1854). Hij trad af vanwege liberale kritiek op zijn belastingwetten. Van 1 mei 1860 tot 22 maart 1880 was hij Commissaris des Konings in Utrecht. Op 22 maart 1880 werd hij in de adelstand verheven (jonkheer). Hij was Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Grootofficier in de Orde van de Eikenkroon (5 februari 1868). Hij overleed te Maarn op 2 augustus 1882. Zijn zoon Willem Theodoor Cornelis was in de periode 1905-1921 lid van de Tweede Kamer voor de Liberale Unie, hij was conservatief op sociaal gebied en antiklerikaal.

Literatuur: www.parlement.com; P.J.M. Wuisman, ‘Jhr. Elisa van Doorn. Een in Oisterwijk geboren minister en commissaris des konings’, De Kleine Meijerij 36 (1985) 77-79.