Ecury, Segundo Jorge Adelberto (Boy)De Arubaan Boy Ecury werd geboren op zondag 23 april 1922 als zoon van Segundo Nicasio (Dundun) Ecury en Anna Paulina Wilhelmina (Annie) Ernst. Boy was de zevende in een katholiek gezin van dertien kinderen. Vader was handelaar en redelijk bemiddeld. Zijn ouders haalden Boy van de fraterschool omdat ze bang waren dat er van de opstandige jongen niks terecht zou komen. Met zijn broer Nicky meldden zij hem aan voor de St. Augustin Military Academy op Portorico. Maar bij aankomst bleek dat de Ecury’s op die school niet welkom waren vanwege hun donkere huidskleur. En dus werd de bestemming Nederland, waar ze overigens ook regelmatig op straat voor ‘neger’ werden uitgescholden. Boy behaalde op het Instituut St. Louis in Oudenbosch een handelsdiploma. Met zijn broer Nicky was hij in de meidagen van 1940 getuige van de puinhopen na het bombardement op Rotterdam, waar het nog rook naar verbrand mensenvlees. Hij kwam in contact met de Tilburgse student Luís de Lannoy, die eveneens van de Antillen afkomstig was. Ze schreven elkaar op briefpapier bedrukt met een portret van Willem van Oranje; het Papiaments gebruikten ze om hun gevoelens te uiten: ‘Tilburg, día 25 di november di Dos aña cu Porqueríanan ta aqui’ [Tilburg, 25 november van het tweede jaar dat die Smeerlappen hier zijn]. Boy, een gespierde atleet en een man van de actie, assisteerde in Tilburg bij het uitvoerende illegale werk van De Lannoy. Met brandbommen werd gepoogd Duitse vrachtauto’s met fabrieksladingen in vlammen te laten opgaan. Via een Tilburgse vriendin Kitty van Huijgevoort kwam hij met het Oisterwijkse verzet in contact. Boy werd in Oisterwijk in eerste instantie opgevangen door Gerard van der Linden en kapelaan Sleegers. Zijn brachten hem onder in een pension van Piet van Beugen in de Peperstraat, waar ook de uit Limburg komende verzetsman 'Otto'. M.H. Schmitz verbleef. Omdat hij als gekleurde jongen in het dorp te zeer opviel werd hij ondergebracht op de hooizolder van boer Willem van Biljouw aan de Vennelaan. Zijn dadendrang kon Boy later uitleven bij de Raad van Verzet in Oisterwijk. Hij trok erop uit om met zelfgemaakte fosforbommen Duitse vrachtauto’s te bestoken (gemaakt in ‘laboratorium’ bij Jan Linthorst) en hulp te bieden aan geallieerde piloten. De leider van de Oisterwijkse Raad van Verzet Bim van der Klei beaamde later: ‘… ik moet toegeven, dat het een spannend avontuur was, waarbij we bepaald niet alleen van patriottische gevoelens waren vervuld’. De groep met Boy verhuisde van de hooizolder naar een afgelegen oude schuur. Met Wim Tensen begeleidde Boy geallieerde piloten op hun vluchtroute. Boy nam ook deel aan een overval op het NSB-kringhuis Roezemoes. Boy en medeverzetsman 'Otto' Schmitz vonden vervolgens onderdak in het pension van verzetsman Wim Brugman. Door zijn opvallende uiterlijk voelde Boy zich in het Brabantse dorp niet lang veilig. Op 19 juli 1944 vertrok hij uit Oisterwijk. Hij kwam in contact met de KP van Den Haag, die op dat moment voorbereidingen trof voor gevaarlijke illegale acties in Rotterdam. Ook daar werd Boy al snel gezocht, na een moordaanslag op een NSB’er. Op zondag 5 november 1944, na een bezoek aan de hoogmis, werd hij pal voor het SD-gebouw in Rotterdam – door verraad – gearresteerd. Op 6 november 1944 executeerden de Duitsers het Arubaanse zondagskind op de Waalsdorpervlakte in Den Haag. Een herbegrafenis op Aruba vond in 1947 plaats. In 1984 zou het verzetsherdenkingskruis postuum aan Boy Ecury worden toegekend. In 2010 besloot het gemeentebestuur een straat naar hem te vernoemen in de wijk Pannenschuur. Literatuur: Ted Schouten, Boy. Een Antilliaanse jongen in het verzet (Oranjestad/Den Haag 1985). |