Gallieris, Nicolaas Cornelis deGeboren op 6 april 1778 te Oisterwijk als zoon van Jacob Isaac de Gallieris (begraven 16 januari 1792 te Oisterwijk) en Magdalena Johanna Cruijtman (begraven 12 maart 1784 te Oisterwijk). Hij huwde in 1798 met Antoinette, baronesse von Wrede te Westfalen, waarmee hij vijf kinderen kreeg. Nicolaas Cornelis is gedoopt in de Petruskerk, die toen nog in handen van de hervormden was. Zijn ouders woonden aan het huidige Kerkplein. Vader Jacob Isaac was luitenant-kolonel in het Staatse leger onder Anthony Frederik van Stöcken, dat in ’s-Hertogenbosch gelegerd was. Nicolaas Cornelis’ beide broers volgden eveneens een militaire loopbaan doch Nicolaas Cornelis werd de bekendste. Hij werd reeds op vijfjarige leeftijd ingeschreven als kadet bij het regiment Nassau-Gelderland. Op twaalfjarige leeftijd werd hij bevorderd tot vaandrig-titulair om enige maanden later, na het overlijden van zijn vader, als vaandrig-effectief in werkelijke dienst te gaan. In 1793 moest hij onder de erfprins van Oranje, de latere Koning Willem I, strijden tegen de naar het noorden opdringende Fransen. Op 13 september 1793 kreeg Nicolaas Cornelis zijn echte vuurdoop bij Werwick (Vlaanderen). In 1794 vocht hij tegen de Fransen onder andere bij Mauberge, Philipville en Charleroi. Het Franse leger was echter niet tegen te houden en dat leidde uiteindelijk tot de vestiging van de Bataafse Republiek. Op 6 juli 1795 nam Nicolaas Cornelis ontslag en vertrok naar Duitsland waar hij dienst nam in het zogenoemde Rassemblement, een legertje uitgewekenen die zich hadden geplaatst onder de erfprins. Met dit legertje werd zonder al te veel succes een inval gedaan in onze oostelijke provincies. Terwijl vrouw en kinderen in Elten nabij de Nederlandse grens woonden, trok de inmiddels tot kapitein opgeklommen Nicolaas Cornelis met het leger door Duitsland waar hij op 6 oktober 1806 tijdens de slag bij Lübeck door de Fransen krijgsgevangen werd gemaakt. Na zijn vrijlating kwam hij vrijwillig terecht in het leger van de Russische tsaar Alexander onder het bevel van prins Proserowski. Hij was als ritmeester tijdens de Russisch-Turkse oorlog in de periode 1807-1809 betrokken bij verschillende slagen op de Balkan. Nicolaas Cornelis werd gewond tijdens een van de vele slagen nabij Ismail in Bessarabië. Zijn paard werd onder hem vandaan geschoten waarbij hij zijn rechterbeen brak. Na herstel nam hij in het Russische leger tijdens de veldtocht in 1809 en 1810 deel aan de belegeringen van Krakau en Lemberg. In 1812 organiseerde Napoleon zijn beroemde tocht naar Rusland. Met het zich steeds terugtrekkende leger vocht Nicolaas Cornelis bij Smolensk tegen de Fransen. Enige weken later nam hij deel aan de bloedige slag bij Borodino die Tolstoi later inspireerde tot het schrijven van het boek Oorlog en vrede. Juist toen de Fransen de Russen uit Moskou verdreven keerden de krijgskansen. De Fransen moesten zich verdedigend terugtrekken in het barre winterweer. De Oisterwijkse ritmeester werd in die periode bij Krasnoi door een geweerkogel aan het linkerbeen gewond. De tsaar bevorderde de gewonde Gallieris tot majoor en verleende hem de Andreas-orde. Een jaar later streden de Russen en de Duitsers zij-aan-zij tegen de Fransen en bij Culm wist De Gallieris met zijn eskadron 200 tegenstanders gevangen te nemen. Hiervoor werd Nicolaas Cornelis door de tsaar beloond met de ridderorde van Sint-Wladimir. Enige weken later streed hij in de beroemde slag bij Leipzig. De Fransen werden tot in het thuisland teruggedrongen hetgeen Napoleon tot aftreden dwong. Een laatste wapenfeit in Russische dienst betrof de succesvolle slag bij Nogent-sur-Seine. Hij nam daarna ontslag en keerde huiswaarts naar zijn gezin in Westfalen. In een vernieuwd Nederlands leger nam de Oisterwijker op 8 april 1814 dienst als majoor. Hij kwam terecht in het 3e regiment Dragonders dat in 1815 deelnam aan de Slag bij Waterloo. Wederom raakte Nicolaas Cornelis gewond. Ditmaal door een kanonschot van een houwitser. Met een gehavend rechterbeen werd hij op 12 juli 1815 benoemd tot ridder 4e klasse van de kort daarvoor opgerichte Militaire Willemsorde. Het leven werd nadien minder rumoerig voor Nicolaas Cornelis welke steeds dichter bij zijn geboortegrond terugkeerde. Hij streek neer in Huize Bleijenburg te Vught. Hij werd wederom bevorderd, ditmaal tot luitenant-kolonel waarna hij in 1826 werd benoemd tot kolonel bij de afdeling Kurassiers nr. 9 van het Nederlandse Leger. In 1830 trok hij met het leger naar het zuiden om onder leiding van de prinsen Willem en Frederik te vechten tegen de opstandige Belgen. Nicolaas Cornelis was ondertussen benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. In actieve dienst kon hij daarvan niet lang genieten. Tijdens de Tiendaagse Veldtocht trof op 12 augustus 1831 bij Leuven een kanonskogel de Oisterwijker dusdanig in het rechterbeen dat het moest worden geamputeerd. Toevalligerwijs werd ook zijn zoon, de inmiddels 31-jarige luitenant-adjudant Christiaan Gerardus de Gallieris op die dag ernstig gewond. Nicolaas Cornelis werd daarna nog benoemd tot ridder van de Militaire Willemsorde 3e klas. Zijn zoon werd in dezelfde orde benoemd tot ridder 4e klas. In 1834 werd Nicolaas Cornelis bevorderd tot Generaal-Majoor-titulair en werd hem het recht op pensioen verleend. Hij woonde toen in ’s-Heerenberg waar hij op 12 maart 1836 overleed. Literatuur: P.J.M. Wuisman, Oisterwijk van A tot Z (Oisterwijk 1980). [dit lemma is aangeleverd door Peter Schellen] |