Holleman, Frederik Arnold (Frits)

Frits Holleman

Geboren te Zwijndrecht op 4 januari 1828 als zoon van Arnold Holleman (Veldhoven 14 januari 1790-Oisterwijk 22 januari 1864) en Maria Frederica Knoops (Arnhem 31 oktober 1798-Oisterwijk 2 juni 1887). Hij huwde te Son en Breugel op 8 september 1858 met Wilhelmina Jacoba van Hoven (Son en Breugel 13 mei 1836-Oisterwijk 29 oktober 1891), dochter van de oud-burgemeester van Son en Breugel, met wie hij zes zonen en twee dochters kreeg. Op 26 april 1894 huwde hij met Caroline Wilhelmine Jaeger (Coesfeld Westfalen 5 april 1850-Oisterwijk 27 mei 1927). Frits Holleman bezocht een kostschool te Lille en volbracht zijn ingenieursstudie te Hannover (1845-1847). Ging daarna te Poederoyen (Bommelerwaard) praktische fabriekskennis opdoen. Het meekrap- en garancinefabriekje van zijn vader en oom uit 1851 is omstreeks 1875 aan de kant gedaan. Hij was grondeigenaar, kerkenraadslid van de Hervormde Gemeente (1856-1890), vanaf 1874 ook ouderling (ook in periode 1894-1897), lid Classicaal Bestuur van Den Bosch (1881-1890) en lid van de Algemene Synode der Nederlandse Hervormde Kerk (1884-1886). In 1864 was Frits benoemd tot lid van de National Academy of Great Britain te Londen (vanwege de constructie van een hygrometer). Hij schreef over ontginningen van heidevelden, over bodem- en waterbederf, over de oude Lindenboom te Oisterwijk (Katholieke Illustratie 1899, de boom werd door zijn toedoen niet omgehakt maar opgeknapt) en in het weekblad De Ingenieur. Hij zou voor 1900 herhaaldelijk maar tevergeefs geprobeerd hebben raadslid te worden. Rond 1864 liet hij op De Lind een witte villa bouwen (nadien villa De Huifkar van Hamers), waar nu het gemeentekantoor staat. Met succes streed Holleman ook voor behoud van het lindenlaantje (trouwlaantje). Holleman heeft, mogelijk mede door de ervaringen met de garancinefabriek zich ingezet voor schoner oppervlaktewater. Hij gaf in het hele land daarover lezingen. In 1896 gebruikte hij het bezoek van de Commissaris van de Koningin aan Oisterwijk om samen met een commissie van leerlooiers en een vertegenwoordiging van de Noordbrabantsche Maatschappij van Landbouw te klagen over de waterkwaliteit van de Voorste Stroom. Immers de leerlooiers en de boeren konden de Voorste Stroom vanwege de ernstige verontreiniging door Tilburgse textielfabrieken niet meer gebruiken. Vanaf 1900 woonde Holleman in Den Haag. Vanuit de residentie probeerde hij hardnekkig Oisterwijk te bevrijden van de walgelijke stank van de lozingen der wollenstoffenfabrieken van Tilburg. Holleman spande in 1913 een geding tegen de gemeente Tilburg aan. De rechtbank in Breda stelde hem in het gelijk, maar de gemeente Tilburg ging in beroep bij het gerechtshof. Een van de argumenten van de stad was dat "dergelijke wateren van nature bestemd waren om er vuil in te werpen". Maar ook het gerechtshof verklaarde de vervuiling onrechtmatig. De strafmaat werd bepaald op één gulden per dag! De gemeente Tilburg ging zelfs tegen die veroordeling in cassatie bij de Hoge Raad. Het vonnis van het gerechtshof werd echter op 15 maart 1915 door de Hoge Raad bevestigd. De gemeente Tilburg - zo luidde de conclusie - maakte het water door lozing van haar afvalwater "geheel onbruikbaar". Maar door de geringe boetebepaling had alles totaal geen effect. De gemeente Tilburg betaalde liever schadevergoedingen en bleef lozen op de Voorste Stroom. Op instigatie van de VVV werden toen vele tientallen processen gevoerd tot 1952 toe. Tilburg moest tonnen aan schadevergoedingen betalen, tot aan 1953 kwam het totaal op 1,2 miljoen gulden, nog afgezien van de proceskosten en die voor juridische bijstand. Frits Holleman stierf te Den Haag op 6 juli 1925. Zijn zoon Marius werd een bekend kunstenaar en zijn zoon Arnold Frederik een bekend hoogleraar.

Literatuur: F.A. Holleman, Stamboek Holleman. Bijdrage tot de kennis van ons geslacht 1490-heden (Zutphen 1969).