Issak, SalomonGeboren circa 1701 in Pinczow (Polen), als zoon van Isaak ban ha Jekoesiël Sueskind. Salomon Isaak had tenminste twee zonen. Zijn vader was in Pinczow secretaris en ‘Stadlan’ (voorspreker of onderhandelaar) van de 'kehilla' (joodse gemeente). Salomon Isaak werd in 1757 door de Amsterdamse reis-chewre, een godsdienstig genootschap ten behoeve van reizende joodse kooplieden, naar Oisterwijk gezonden om er rabbijn te worden. Mogelijk heeft zijn interesse in de kabbalistische symboliek er toe geleid dat hij vanuit Amsterdam in de Mediene is geplaatst. In Oisterwijk nam hij de naam Jekoesiël Sueskind Rofeh aan. Hij was opperrabbijn voor Oisterwijk en de Meierij, maar feitelijk arts. De belangrijkste attributen voor de sjoel in Oisterwijk verkreeg hij van de joodse gemeenten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. De ‘Aron Hakkodesj’ (kast in de synagoge, waarin de Torarollen opgeborgen zijn) kwam uit de erfenis van David de Pinto, een van de meest vermogende joodse Amsterdammers. Deze kast stond voorheen in de thuis-synagoge op De Pinto's buitenplaats Tulpenburg. Issak schreef in Oisterwijk een Memorboek. Hij overleed te Oisterwijk in 1780 (andere bron vermeldt 29 september 1782 op 81-jarige leeftijd en bovendien dat hij op latere leeftijd naar Den Bosch zou zijn vertrokken). Literatuur: M. Cahen, ‘Oisterwijk, de oudste kehilla van Brabant’, De Kleine Meijerij 36 (1985) 53-55; J. Bader, Oorspronkelijk te Oisterwijk…..De oudste joodse gemeente in Noord-Brabant (1757-1857) (Breda 1995) 3-7. |