Küller, Gijsbertus Petrus

Gijs Kuller

Geboren te Loenen aan de Vecht op 28 juni 1881 als zoon van Jacobus Abraham Anthonie Küller (Utrecht 25 september 1849-Venlo 26 februari 1892), directeur der posterijen, en Caroline Wilhelmine Jaeger (Coesfeld Westfalen 5 april 1850-Oisterwijk 27 mei 1927), fabrikantendochter. Zijn moeder hertrouwde als weduwe op 26 april 1894 met Frederik Arnold Holleman, precies twee jaar eerder was de weduwe Küller met haar zoon vanuit Venlo, waar haar overleden man directeur van het postkantoor was geweest, in Oisterwijk komen wonen. Küller erft de boerderij De Waterhoef met gronden van Holleman, maar verkoopt die op 2 februari 1923 door aan schoenfabrikant Janus Roosen. In het begin van de twintigste eeuw is Küller eigenaar van boerderij De Waterhoef met gronden, eerder waren die eigendom van de familie Holleman. Gijs Küller huwde op 6 maart 1917 te New York met Elsa Grace Pickhardt (New York 27 januari 1890-Den Bosch 30 december 1975), die 'pharmacy' op Columbia University gestudeerd had. Gijs ronde in 1901 zijn HBS-B-studie af op de Rijks-HBS Willem II te Tilburg, waar hij in 1898 in de derde klas instroomde na een toelatingsexamen waaruit bleek dat zijn B-vaardigheden beter ontwikkeld waren dan zijn talen. Al vroeg voelde hij zich aangetrokken tot de technische studie en hij volgde met succes de opleiding tot werktuigkundig ingenieur aan de TH te Delft (hij vertrok op 14 december 1901 vanuit Oisterwijk naar Delft). De leifde voor het vliegen begon toen lord Nordcliff duizend Engelse ponden uitloofde voor degene die het eerst over het Kanaal zou vliegen. Met een vriend deed hij proeven met een zweefvliegtuig in de buurt van Den Haag. Hij kocht een Wright-toestel en daarna een Blériot. Aangelokt door enthousiaste verhalen vertrok hij naar Mourmelon. Daar op het militaire terrein Mourmelon-le-Grand nam hij vlieglessen. Hij kreeg begin 1910 een aanstelling bij de Franse Antoinette-fabriek als instructeur. Küller schafte zich hier vermoedelijk in de zomer van 1909 een Antoinette-eendekker aan voor 12.000 gulden. In augustus 1909 was hij de eerste Nederlander die een gemotoriseerde vlucht maakte, hij behoorde bij de eerste tien Europese vliegtuigpioniers. In het tijdschrift De Luchtvaart van 9 oktober 1909 staat dat Küller reeds 1 km in rechte lijn heeft gevlogen en dat hij begonnen is aan de wendingen. Met die bochten, zo verklaarde hij zelf tijdens een kort bezoek aan ons land, wilde het nog niet erg. Op 5 april 1910 behaalde hij zijn brevet. Na vijf maanden in dienst te zijn geweest als instructeur nam hij ontslag bij de Franse firma. Hij nam deel aan vliegdemonstraties en -wedstrijden, waar hij opviel doordat hij met harde wind nog opsteeg. Hij vloog in Italië, Engeland en Spanje. Bij zijn collega's stond hij bekend als 'de Vliegende Hollander'. Tijdens de vliegwedstrijden van 27 november 1910 tegen Koolhoven en Wijnmalen op Soesterberg was hij de snelste met gemiddeld 77 km/uur. Op 7 november 1910 gaf hij een demonstratie boven de Molenheide (Gilze-Rijen) voor de Eerste Nederlandsche Vliegvereeniging en later bij de opening van de vliegterreinen Soesterberg en Ede. Een vriend van Küller was de Tilburger Adolf van den Bergh (1879-1956), mededirecteur van de BEKA-fabriek aan de St. Josephstraat en later de oprichter van de AaBe-fabriek. Adolf van den Bergh heeft het aangedurfd om als eerste Tilburger een rondvlucht boven de Molenheide te maken, op woensdag 30 november 1910. Küller vertrok gesponsord door zijn manager Louis Bouwmeester jr. naar Nederlands-Indië, kwam daar op 7 maart 1911 aan en maakte er op 18 maart de eerste gemotoriseerde vlucht boven Soerabaja. Daarna vloog Küller nog in Semarang, Djokja, Medan, Brits-India, Batavia en Solo. Op 7 november 1911 vertrok hij weer terug naar Nederland. Onmiddellijk daarna bood hij zich bij de Turkse regering aan om het Turkse leger, dat nog geen vlieger kende, als aviatisch verkenner bij te staan bij de strijd om Tripoli (Libië). Pogingen van Küller om eind 1914 als instructeur-vlieger in dienst te komen van het Indische leger mislukten. Daarna stopte hij, enigszins gedesillusioneerd, met vliegen. Zijn laatste vlucht in 1915 was een weddenschap. In een interview uit 1934 vertelde Küller vanwege de hoge kosten gestopt te zijn en vanwege een incident op en vliegshow waarin een groep Chinezen een mechniciën bleek te hebben omgekocht om een schroef los te draaien in Küllers vliegtuig en die zo dachten verzekerd te zijn van een 'spectaculaire' show. spectaculair werd het wel, maar Küller wist alsnog veilig te landen. Daarna vertrok hij enkele malen naar de Verenigde Staten. Hij woonde toen in Den Haag en Amsterdam. Op 24 augustus 1920 kwam hij met zijn vrouw vanuit Bloemendaal weer in Oisterwijk wonen. Ingenieur Küller liet een villa met portierswoning op de Gemullehoekenweg bij het Klompven bouwen (villa Maerweide, gebouwd op een terp waardoor er een kunstmatig vennetje voor de villa ontstond en rond 1948 verkocht aan schoenfabrikant Bart Puts die er een hotel op wilde laten bouwen, in 1968 bouwde Barts zoon Piet Puts er een bungalow op). Hij trad eind 1929 aan als directeur van de NV Oisterwijksche Onroerend Goederen Mij Vennenlust, als opvolger van W. Perk. In april 1930 was zijn beroep 'vossenkweker' en had bij zijn villa de grootste zilvervossenfarm van Nederland gevestigd met 16 paren. Küller protesteerde in februari 1934 samen met andere niet-katholieken tegen de plannen van het Oisterwijkse gemeentebestuur om het gemengd zwemmen in het Staalbergven te verbieden. hij was kandidaat namens de Liberale Staatspartij bij de provinciale verkiezingen in 1935. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij op villa Dennehoef (Tilburgseweg Moergestel, eigendom van de familie Van den Bergh), waar op het landgoed ook onderduikers verbleven (waaronder een Engelse piloot). Küllers woning in Oisterwijk was door de Duitse bezetter in beslag genomen. Later zaten er 40 ingekwartierde Engelse en Canadese bevrijders in, de villa is toen in de nacht van 24 op 25 januari 1945 volledig afgebrand. De Küllers gingen elders in Oisterwijk wonen en vertrokken in 1950 naar een bovenverdieping van café-restaurant De Zwarte Leeuw aan de Rijksweg te Helvoirt. Toen hij in 1951 zeventig jaar werd kwamen er als eerbetoon vliegtuigen over Helvoirt en Oisterwijk. Küller overleed op 15 januari 1959 in hotel De Zwarte Leeuw te Helvoirt na een langdurig ziekbed. Hij werd op eigen verzoek in stilte gecremeerd. In 1973 werd in Oisterwijk een straat naar hem vernoemd. Zijn weduwe verbleef op het laatst van haar leven in verzorgingstehuis Oosterhof in Den Bosch, waar ze eind 1975 overleed, ze werd op 2 januari 1976 in Dieren gecremeerd.

Literatuur: 'Vaderlandsch luchtpionier, de oude heer Küller vertelt', De Tijd, 11 augustus 1934.