Larsen, Jan Gerard Franz (Jan)Geboren te Amsterdam op 15 november 1898 als zoon van Josephus Rudolphus Petrus Larsen (Goes 2 april 1869-Amsterdam 19 april 1919) en Catharina Maria Adriana Wiesman (Utrecht 2 augustus 1867-Haarlem 20 augustus 1957). Zijn opa Joseph Pieter Larsen (Middelburg 19 juli 1845-overleden 27 juli 1926, begraven te Diemen, gehuwd met Francisca Gertrudes Hausmann 1842-1903) stamde uit een goed katholieke familie en had een schoenfabriek in Goes. De huiden kocht hij op de huidenbeurs in Antwerpen en het looien liet hij geschieden in Oisterwijk bij de looierij van Hubertus Jansen achter de Kerkstraat bij De Vloet. Opa Larsen liet in 1886 te Nieuwer-Amstel (Kuiperstraat 118-122) een fabriek in leerbereiding met woonhuis bouwen. Hij verwierf op 16 maart 1888 een woonhuis met looierij aan de Kerkstraat te Oisterwijk (nu Kerkstraat 51). De gezusters Dina en Clara Holleman verkochten hem voor 3000 gulden het pand van Wouter Holleman, dat ingericht werd als looierij bij de Vloet. Een zoon van hem zou de Oisterwijkse looierij gaan leiden, maar er moest eerst een geschikt woonpand gevonden worden. Pas op 17 maart 1897 wordt op De Lind een pand gekocht (veel later bekend als het pand van tandarts Croon, De Lind 32) Blijkbaar hadden zijn zoons weinig lust zich in het Brabantse dorp te vestigen. En dus verkocht opa Larsen in 1903-1904 de panden weer, het huis op De Lind werd verkocht aan de arts Verhoeven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog boekte de schoenfabriek Larsen te Nieuwer-Amstel grote winsten met de levering van militair schoeisel. Na de oorlog waren er plannen om een nieuwe (dames)schoenenlijn te starten. En wederom kwam Oisterwijk in beeld. Op Laarakkers (bij de Oud-Haarenseweg) werd bouwland gekocht van Adriaan Verhoeven. In 1919 werd de bouw gestart en in 1920 stond schoenfabriek 'La Hollande' (naam stamt uit 1924) drie etages hoog aan de latere Nicolaas van Eschstraat. Zoon Josephus Rudolphus Petrus was aangewezen om leiding te geven aan de fabriek, maar hij overleed op 19 april 1919. Zijn twee oudste zonen Sjef en Jan togen nu als kwartiermakers naar hotel De Zwaan in Oisterwijk. De fabriek draaide op een dieselmotor van 20pk. Er werden luxueuze damesschoenen vervaardigd 'in satijn met goudleer afgezet' en 'brocaten, sommige met de hand beschilderd'. Inmiddels was Sjef gehuwd en naar Oostenrijk geëmigreerd en dus werd Jan Gerard Franz Larsen in 1924 de nieuwe directeur. Na drie jaar openbare handelsschool en vervolgens in dienst als telegrafist bij de Genie, stond Jan voor de opgave om als jongeman leiding te geven aan de fabriek waar In de jaren twintig en dertig zo'n 80 tot 90 mensen werkten. Jans moeder de weduwe Larsen-Wiesman betrok de bedrijfswoning, zoon Jan vond tijdelijk weer onderdak in hotel De Zwaan. Maar eind december 1924 woonde hij in huize Sonnevanck in het villapark Hoog. Met de fabriek ging het echter niet goed, op 1 mei 1927 werd de schoenfabriek geliquideerd en ook over de privéonderneming van Jan Larsen werd op 23 oktober 1928 het faillissement uitgesproken. De jongere broers van Jan Larsen, Paul en Vincent, besloten in 1932 een nieuwe poging te wagen, met het nieuwe schoenmerk Climax. Vanaf 1933 was enkel Vincent nog actief binnen de firma. De firma tekende In 1935 een collectief contract. Jan Larsen had een stap terug moeten doen. Hij werd vertegenwoordiger van de schoenmerken Climax en Mon Rève. Jan Larsen trouwde op 4 augustus 1931 te Oisterwijk met de weduwe van zijn broer Sjef: de Oostenrijkse Hedwig Lehmann (Oberretzbach 19 augustus 1900-? 27 september 1983). Zij woonden in 1935 in de George Perklaan C45. Jan was (samen met Moerenburg en Kees Horvers) een van de weinige katholieke leden van de Oisterwijksche Bad- en Zwemvereeniging, later in 1934 werd hij bestuurslid van de stichting Bad Oisterwijk, die een betere dialoog voorstond met het gemeentebestuur. Hij stond aan de wieg van de RK Propagandaclub 'Voor God en Vaderland' in de Joannesparochief eind 1930, hij werd er voorzitter van. In maart 1936 was hij betrokken bij de oprichting van een Comité Brabantsche Actiegroep tegen Volksverwildering en tevens voorzitter van het Katholiek Lekenapostolaat in Oisterwijk. De schoenfabriek onder leiding van zijn jongere broer Vincent Antonius Julius Larsen (firmanaam Climax) werd in april 1938 failliet verklaard. De fabriek en woonhuis aan de Nic. van Eschstraat, eigendommen van Jan G.F. Larsen, werden in juni 1939 verkocht aan Broos Dröge van de Eerste Oisterwijksche Textielindustrie. Al ras kreeg de firma de bijnaam 'toddenfabriek'. In 1943 huurde de PAZO-schoenfabrieken een deel van het pand, wat goed van pas kwam toen deze firma haar fabriek aan de Spoorlaan na de beschieting van de munitietrein in september 1944 in vlammen had zien opgaan. In september 1939 verliet Jan G.F. Larsen huize Sonnevanck en vertrok naar Haarlem. Daar overleed hij op 25 februari 1955 en werd begraven op het kerkhof St. Adelbertus te Bloemendaal. Literatuur: Jan van Leest, 'De fabriek van Larsen', De Kleine Meijerij 75 (2024) 36-46. |