Linthorst, Johannes Franciscus Chrisostinus (Jan)Geboren te Raalte op 29 april 1890 als zoon van spekslager en fabrikant Wilhelmus Linthorst (Voorst circa 1846) en Joanna Maria de Haan (Heeten/Raalte 17 november 1854-3 januari 1916). De opa van Linthorst, Bernardus, was al in de negentiende eeuw in Wilp (Voorst) een vleeswarenfabriek begonnen. Jan kwam op 11 mei 1934 vanuit Nijmegen in Oisterwijk wonen (B317, De Lind 4) samen met twee van zijn zussen: Antoinetta Johanna Maria (Net, geboren Raalte 22 juli 1886) en Johanna Maria Agnes (Anna, geboren Raalte 21 januari 1880). Ze woonden in het begin van de jaren twintig reeds samen in Arcen (Limburg). Jan had zich op 10 november 1926 bij de Kamer van Koophandel te Venlo ingeschreven als fabrikant van letter- en reclameplaten (gevelopschriften). Hoewel de firma zijn naam droeg waren de firmanten zijn twee inwonende zussen. Medio 1938 werd de fabricatie uitgebreid met terranit neon gevelletters en lichtinstallaties. Daarnaast verkocht de vrome Linthorst nog enige tijd beelden voor kerststallen. Net hield zich met Jan met de firma bezig, Anna deed de huishouding. Linthorst was in 1938 secretaris van de lokale afdeling en propagandaclub van de RKSP. Op 6 juni 1942 begon Jan met zijn neef Wilhelmus Johannes Martinus Linthorst (Diepenveen 26 juni 1917-Nijmegen 24 december 1950), die bij Linthorst inwoonde, een chemische fabriek Saboena (Maleis voor zeep) oftewel Chefalin genaamd achter een pand (een oude leerlooierij?) in de Dorpsstraat (nu winkel Zeeman). Wasmiddel en schoensmeer zou er geproduceerd worden. Eind 1942 bestonden er twee bedrijven, een voor zeep en een voor schoensmeer. De laatste was aan de Hoogstraat gevestigd. Op 26 maart 1943 kocht hij samen met W.J.M. Linthorst het socialistische volksgebouw De Schuur aan de Hoogstraat, op 21 januari 1944 werd hij de enige eigenaar. W.J.M. Linthorst was namelijk op 30 oktober 1943 uit de vennootschap Saboena getreden en nam eind 1943 een chemische fabriek voor preparaten voor de schoen- en lederindustrie in Tilburg van de Duitser Georg Homm aan het Hasseltplein over. Toen de bezetter veel jongens opriep voor de Arbeidsinzet nam Linthorst veel van die jongens aan om ze zo uit Duitsland te houden. Zijn zeep- en schoensmeerfabriek Saboena werd steeds meer een dekmantel voor illegale activiteiten. Het bedrijfje had minstens veertig werknemers in dienst. Schoenpoets werd onttrokken aan de ‘Vuile Stroom’ (Leije) waarop de Tilburgse industrie loosde, die smurrie vormde de belangrijkste grondstof. De Wehrmacht was de grootste afnemer. Linthorst kocht Duitsers om met voedsel om voor de Oisterwijkse jongemannen aan de juiste papieren te komen. Later werd de fabriek ook gebruikt om valse papieren te vervaardigen. Linthorst was een bemiddeld man en slaagde erin om met 40.000 gulden twee gevangenen (waaronder ir. Casper Johan Alfred ter Galestin van het Rijksbureau voor Chemische Producten, die via Linthorst bij de pilotenhulp betrokken raakte) bij de Duitse bezetter uit het 'Oranjehotel' in Scheveningen vrij te kopen (Ter Galestin werd echter later opnieuw gearresteerd en in Vught gefusilleerd). Thuis aan De Lind verborg Linthorst geallieerde piloten, hij had contacten met pilotenlijnen. Meer dan 200 piloten zouden huize Linthorst aandoen. Ze bleven meestal maar een mnacht en werden dan naar België doorgesluisd. Hij raakte door bemiddeling van Bim van der Klei betrokken bij de Raad van Verzet, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en bij de plaatselijke Knokploeg. Linthorst stelde ook zijn kleine laboratorium ter beschikking voor het vervaardigen van eenvoudige fosforbrandbommen. In het verzet stond hij bekend als ‘ome Jan’. Linthorst werd op 9 juli 1944, een dag na de arrestatie van Jan Brunnekreef, door de Duitsers opgepakt. Op die zondag stopten er zes kleine DKW's voor zijn woning met daarin twaalf SD'ers. Mark van de Snepscheut van de RVV had Linthorst nog aangeraden onder te duiken na de arrestatie van Brunnekreef. Linthorst bleef echter thuis. Hij werd opgesloten in de SD-Polizeigefängnis te Haaren. Op 30 juli 1944 werd Linthorst naar concentratiekamp Vught overgebracht en daar enkele dagen in de bunker (cel 118) opgesloten. Op 19 augustus 1944 werd hij door wachtmeester Weicke uit de bunkercel cel gehaald en op de fusilladeplaats doodgeschoten. Ook Brunnekreef werd diezelfde dag vermoord. Jacques Kieft, een neef van Linthorst, die in Oisterwijk bij hem ondergedoken was, en actief bij de pilotenhulp, kwam op 3 mei 1945 om in kamp Neuengamme. Enkele dagen voor de executie van Linthorst berichtten de dagbladen over een door de inspectie voor de prijsbeheering in Den Bosch opgelegde boete van 75.000 gulden aan Saboena wegens te duur verkochte en zelfs schadelijke schoensmeer. In 1946 liquideerden de zussen van Linthorst Saboena. Zijn beelden- en letterfirma's werden in 1949 en 1952 overgenomen door de 'Beeldenfabriek voorheen firma J.F.C. Linthorst' van J.H. Deckers, J.C. van de Koedijk en M. van de Snepscheut, gevestigd aan De Lind 4 (later Lind 40 en Beukendreef 80). Van de Koedijk trad in 1949 al uit, Van de Snepscheut in 1951. Na het overlijden van Deckers (25 mei 1960) stopte de fabriek definitief in Oisterwijk. De zussen Linthorst verhuisden naar de Willem de Zwijgerlaan. Zowel zijn broer Franciscus Bernardus Josephus (Raalte circa 1884-Oisterwijk 26 januari 1952) als zijn beide zussen zijn begraven op het kerkhof van de Joannesparochie. De gemeente Best noemde een straat in het uitbreidingsplan Wilhelminadorp naar Linthorst. In de Oisterwijkse wijk Pannenschuur is ook een straat naar Linthorst vernoemd. Literatuur: Rik Oerlemans e.a., Oorlog in Oisterwijk (Oisterwijk 1984); 'Nieuwe feiten over Oisterwijks verzet in ’40-‘ 45', Kerkklokje, 21 oktober 1992; BHIC, Archief Kamer van Koophandel voor Tilburg en omstreken, handelsregister, 186-5392, 146-4085 en 236-7393. |