Lynden van Lunenburg, Jan Hendrik vanGeboren op 20 januari 1765 te Utrecht als zoon van Balthasar Constantijn van Lynden van Lunenburg (Utrecht 2 oktober 1731, vertrouweling van stadhouder Willem V, gedeputeerde ter Staten-Generaal en statenlid te Utrecht) en Johanna Strick van Linschoten (Utrecht 7 februari 1733). Hij huwde te Delft op 30 april 1794 met Charlotta Francina Diederica Beata barones van Spaen tot Biljoen (1763-Utrecht 1835) waarmee hij drie dochters kreeg. Jan Hendrik studeerde en promoveerde in Utrecht. Hij was een orangistisch politicus en vervulde de volgende functies: hoogheemraad van de Lekdijk Bovendams (april 1788-1853), hoofdschout van Wijk bij Duurstede (tenminste in periode 1788-1794, de ridderhofstede Lunenburg lag daar in de buurt en was door zijn opa in 1750 aangekocht). De omwenteling van 1795 en het uitroepen van de Bataafse Republiek, ontzette hem van deze ambten. Maar reeds in 1801-1802 was hij al weer in de (provinciale) regering opgenomen. In 1802 werd hij lid van het departementaal bestuur van Utrecht en, in de periode 8 mei 1807-1811, was hij landdrost in dit gewest. Onder keizer Napoleon was hij lid van de Raad voor de Zaken van Holland in Parijs en lid van het wetgevend lichaam van het departement Zuiderzee, ook in Parijs. Hij werd benoemd tot baron de l'Empire. Na de nederlaag van Napoleon kreeg hij op 28 augustus 1814 de titel jonkheer. Hij behoorde tot de notabelen die over de nieuwe grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden moesten beslissen. Hierna was hij lid van de Raad van State (6 april 1814-13 september 1831) en de Eerste Kamer (18 oktober 1831-13 februari 1849). Ook was hij lid van de Ridderschap van Utrecht (lid Provinciale Staten 1814-oktober 1831), president van het College van Curatoren van de Hogeschool te Utrecht (1848-1854) en dijkgraaf van Lekdijk Bovendams. Hij stemde in 1848 bij de eerste lezing tegen hoofdstuk III (Staten-Generaal) van de nieuwe Grondwet. In 1852 schonk hij de beide torens en het voorborg van het voormalige kasteel Duurstede aan de stad Wijk op voorwaarde dat er een openbaar wandelpark rondom zou worden aangelegd. Zijn zwager Ludolf Tengnagell tot Bronckhorst bezat Durendaal en de Hondsberg en overleed in 1809. De Oisterwijkse bezittingen kwamen via Charlotta van Spaen aan de familie Van Lynden. Jan Hendrik liet in jaren twintig van de negentiende eeuw het landgoed De Hondsberg aanleggen, hij liet lanen aanleggen en startte een intensievere beplanting met dennenbomen. Rond 1840 waren er bomen geplant bij het Rietven, Speijckven, Goorvennen, Witven en Van Esscheven. dit gebeurde in kader werkverschaffing waarbij mannen en kinderen werden ingezet. Een ploeg van twee mannen en een kind plantte per dag 4000 boompjes, waarvoor ze per volwassen persoon een dagloon van 50 centen ontvingen. In 1848 kocht Van Lynden de hoeve Klein Speijck. Jan Hendrik van Lynden van Lunenburg stierf te Utrecht op 10 januari 1854. Zijn drie ongehuwde dochters (Constantia Joanna, Elisabeth Joanna en Charlotta Sophea) werden vervolgens eigenaren van de Hondsberg en Durendaal. Jonkheer Gerard Regnier Gerlacius van Swinderen, via zijn eerste vrouw geparenteerd aan de familie Van Lynden, werd rentmeester. Laatstgenoemde dochter vermaakte de landgoederen in 1860 aan zijn dochters jonkvrouw Quirina Jacoba Joanna en Albertina Joanna van Swinderen. Het huis Lunenburg kwam na de dood van de laatste dochter in 1860 door vererving aan Jan Hendrik Frans Karel van Swinderen. Literatuur: www.parlement.com; Het Utrechts Archief, Archief Familie Van Lynden van Lunenburg; Frits en Rineke van Dooren, Op den Hondsberg. De mannen van weleer (Voorburg 2014). |