Matheijssen Adrianus Wilhelmus (André)

Geboren op 15 juni 1893 omstreeks 9.00 uur aan het Kerkeind te Oisterwijk als zoon van wagenmaker Adriaan Matheijssen (Oisterwijk 4 september 1847-8 april 1928) en Petronella van der Weijden (Dongen 21 november 1849-Vught 9 april 1904). Hij huwde op 13 mei 1919 te Boxmeer met Maria Louisa Heurkens (Boxmeer 6 maart 1891, overleden na 3 maart 1971), dochter van een smid, met wie hij drie zonen en drie dochters kreeg. André is vóór zijn huwelijk met vrienden op de Oisterwijkse kermis ooit een weddenschap aangegaan: wie het meisje van de oliebollenkraam zou weten te versieren. Hij won en had meteen een bijnaam: d’n olliebol. Die bijnaam ging over op zijn kinderen. André trad oorspronkelijk in de spoorvoeten van zijn vader en werd wagenmaker. Maar al in 1922 startte hij een winkel in ijzerwaren in de Kerkstraat (89), het pand had hij reeds in 1918 gekocht. In 1925 had André een financieel conflict met zijn buurman Petrus de Kok, een koopman die oorspronkelijk uit Tilburg kwam. Matheijssen stond op een dag in februari 1925 voor de deur van zijn winkel toen De Kok passeerde. Die vond dat Matheijssen hem vreemd aankeek en vroeg ‘Moet je iets van me hebben?’. ‘Ja’ antwoordde Matheijssen ‘fl. 1,40’. De Kok verzocht Matheijssen met hem mee te komen naar het steegje tussen hun beide woningen zodat hij met Matheijssen zou kunnen ‘afrekenen’. Echter in het steegje bleek dat De Kok een mes bij zich had en op de borst en het gezicht van Matheijssen wilde insteken. Die schudde echter De Kok van zich af en vluchtte zijn winkel binnen. Buiten stond De Kok nog lange tijd te roepen dat hij Matheijssen ‘kapot’ zou maken. De zaak kwam in hoger beroep aan de orde bij het Bossche gerechtshof. De Kok kwam er af met slechts één maand gevangenisstraf. De ijzerwarenwinkel zou in 1935 uitgebreid worden met een magazijn. In de oorlogsjaren handelde Matheijssen, zoals vele andere middenstanders en ondernemers, met de Duitse bezetter. Hij leverde prikkeldraad aan kamp Haaren en orders voor meer dan fl. 50.000 aan kamp Vught. Ook de Wehrmacht was afnemer van zijn waren. Dat leidde er na de bevrijding toe dat Matheijssen, zijn oudste zoon Adri (Oisterwijk 15 maart 1920) en zijn dochter Arnoldina (5 juli 1921) vervolgd werden. Vader Matheijssen zat anderhalve maand vast in het interneringskamp Vught. Zijn zoon Adri werd door zijn verloofde vrijgepleit bij de burgemeester van Oisterwijk Verwiel. Daarop besloot Otto Schmitz van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten Matheijssen jr. vrij te laten. Er bleek echter wel degelijk een dossier over hem te bestaan. Hij kreeg toen huisarrest en werd op 10 januari 1945 weer vastgezet. Op 6 april 1945 werd een verzoek van de vrouw van Matheijssen sr. om haar man en zoon vrij te laten afgewezen door het Militair Gezag. Hun dochter Arnoldina werd op 31 juli 1945 wel vrijgelaten. Economische collaboratie zou uiteindelijk in Nederland veel minder bestraft worden dan politieke collaboratie (lidmaatschap NSB). Toch ondervond de familie nog lang de gevolgen ervan. Dochter Els (Oisterwijk 30 juli 1922) wilde trouwen met dansleraar Grijsbach, maar de pastoor van de Petruskerk weigerde haar een kerkelijk huwelijk. Ze moest met steun van een non van Catharinenberg uitwijken naar een kerk in de Heilig Landstichting. De winkel in Oisterwijk bekend als ‘d’n olliebol’ zou in de jaren zestig/zeventig onder leiding komen te staan van zijn zoon Henk (Oisterwijk 19 augustus 1927). In 2004 sloot die de zaak. André Matheijssen overleed op 3 maart 1971 te Boxtel. Op 8 maart vond in de Petruskerk de uitvaartmis plaats, doch hij werd niet begraven op het parochiekerkhof maar gecremeerd.