Poirters, AdriaenGedoopt te Oisterwijk op 2 november 1605 als zoon van Jan Adriaensz. Poirters (overleden 1645), schepen-kerkmeester, provisor armengasthuis, keurmeester van het gilde ‘het Wollen Ambacht’ en logementshouder, en Wilhelmina Verhoelinck. Adriaen groeide op in de Kerkstraat en bezocht het Jezuïeten-college in Den Bosch in de periode 1618-1622. Vier van de bijna vijf jaar die Adriaen er doorgebracht heeft, heeft hij onder leiding gestaan van magister Sidronius De Hossche, geleerde en poëet, aan wiens gedichten Poirters zich later zeer schatplichtig bekende. Hij ging vervolgens voor een tweejarige filosofiestudie naar het College te Marchiennes, een dorpje bij Douai. In het oude keizershof te Mechelen begon hij zijn noviciaat (1625-1627). Daarna moest hij in het juvenaat te Antwerpen nog een leraarsopleiding en letterkundige en pedagogische vorming van één jaar ondergaan. In de zomer van het jaar 1628 is Poirters als magister aangesteld om de Mechelse jeugd te begeleiden tijdens haar humaniora-opleiding, ons vroegere gymnasium-alfa. Eind 1631 werd Poirters overgeplaatst naar het college in Maastricht, dat een half jaar daarna ook in handen viel van Frederik Hendrik. Aanvankelijk mochten de jezuïeten daar blijven. Vanuit Maastricht ging Poirters in 1633 naar het professenhuis in Antwerpen, wanneer de pest in Maastricht is geweken keert hij terug om er als leraar retorica te gaan werken. In de periode 1634-1638 studeerde hij theologie in Leuven, waar hij op 20 maart 1638 ten slotte priester werd gewijd. Zijn eerste functie als priester was er een bij het apostolaat van de zeelieden in Duinkerken (1638-1639). In diezelfde periode debuteerde hij als gelegenheidsdichter met lofdichten op overwinningen van Spaanse kant op de Staatse en Franse troepen. In 1639 benoemd aan college in Lier. Vanaf 1640 is hij predikant, docent en biechtvader in allerlei plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden: Leuven (1640-1641), Roermond (1641-1646), Antwerpen (1646-1648), Brugge (1648-1650), Bailleul (1650-1652), Oudenaarde (1652-1653), Lier (1653-1662) en Mechelen (1662-1674). In Antwerpen verscheen in 1644 zijn boek Ydelheyt des Werelts. Het bestaat uit zestien prentjes met een motto en een gedicht of prozastuk dat er nader op ingaat, een zogenaamde emblematabundel. Het boekje raakte vrijwel meteen uitverkocht. Poirters, verrast door het succes, heeft het daarna omgewerkt tot het alom bekende werk Het Masker van de Wereldt afgetrocken (1646). Zijn gaven lagen op het gebied van de vaardige hantering van de volkstaal, in een 'sappige zeggingskracht'. Ze kwamen weinig tot hun recht in een omgeving waarin men verplicht Latijn sprak. Vanaf 1649 is er sprake van een kwaal die hem veel pijn bezorgde. In 1653 heeft hij waarchijnlijk in Lier een liefdesaffaire met een vrouw, streng verboden voor een jezuïet, waardoor de orde hem een tijdlang (1653-1660) in het klooster te Lier opsluit. Poirters overleed in het Jezuïtencollege te Mechelen op 4 juli 1674. Poirters is gedurende de laatste helft der zeventiende eeuw de voornaamste dichter en schrijver uit de Zuidelijke Nederlanden. In 1926 kreeg hij na een moeizame campagne daarvoor van kapelaan Anton Huijbers een bronzen standbeeld bij de Sint-Petruskerk in Oisterwijk. Een jar later werd het Torenstraatje veranderd in Poirtersstraat. In 1946 kwam de Oisterwijkse culturele kring Adriaen Poirters tot stand. De herberg van Janus Puts aan de Dorpsstraat heette Adriaen Poirters en er kwam op het einde van die eeuw ook nog een Oisterwijkse kruidenbitter onder zijn naam tot stand. Werken van Poirters volgens Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek: Het Masker van de wereldt afghetrocken, 1e druk 1644, beleefde in 5 jaar acht drukken: drie onder den titel IJdelheyt des werelts enz., vijf onder den naam van Masker, zooals Poirters zelf schrijft in 1649. De eerste druk van het werk was in twee maanden uitverkocht (zie voorrede 2e uitg.) Het populaire boek beleefde 55 drukken. Op het titelblad der laatste uitgave (Gent 1843) staat ‘34e druk’. Het is ongetwijfeld het meest herdrukte en herlezen letterkundig werk, dat ooit in Zuid-Nederland verscheen; Den Alderheylichsten Naem voor een Nieu-jaergift geschoncken aen de jonckheyt, gehoude, weduwen, geestelijke (Antw. 1647); Het Pelgrimken van Kevelaer inhoudende Litaniën, Hymni, Liedekens, Herders-dichtjens en Reysgebeden voor de processie van Kevelaer, verschenen 1656 (approbatie is gedateerd uit Roermond 7 Juni 1655); Den Pelgrim van Halle ofte Historie van Onse Lieve Vrouwe van Halle, Dat is den oorspronck van het H. Beeldt, beneffens de mirakelen ofte besondere jonsten: als oock de eere ende giften aen de H. Maget bewesen. Gemaeckt door eenen priester der societeit Jesu (Tot Brussel bij H.A. Velpius 1657; dit werkje is een vrije vertolking van P. Claude Maillard’s Historie de nostre Dame de Hale); Het Druyfken in de Steen-rotse dat is, eene mede-lydende siele op de bittere Passie Jesu Christi mediterende Gemaeckt door eenen Priester der Sociëteit Jesu (Antw. 1657); Het leven van de H. Maeghd Rosalia patronesse teghen de peste. Beschreven door eenen priester der Soc. Jesu, verlicht met beelden en met poesie (Antw. 1658); Het heyligh herte ver-eert aen alle godvruchtige herten vor een nieu-jaar, versiert met beelden en poesie. Door eenen priester der Soc. Jesu (Antw. 1659) (prentjes van Fruytiers; er bestaan nog drie latere uitgaven; Antw. 1660, Antw. 1669, Bruss. 1845, met afschuwelijk gekleurde plaatjes); Suffragiën der Heiligen, vertaald (Antw. 1660); Nieuwe afbeeldinghe van de vier uytersten beschreven in het Latijn door den Eerw. pater Guilielmus Stanihursius priester der Soc. Jesus, vertaelt ende verciert met printen en poësie. Door eenen priester der zelve Societeyt (Antw. 1662. Herdrukt o.a. 1664, 1681, 1714); Ghebede boecxken oft korte ghetyden ter eeren van den H. Franciscus Xaverius (Antw. 1666); Jubilé ofte geest-vrolycke dankbaerheyt over de vijftighjarighe godsdienstigheyd van de weledele en deughtrycke Jouffrouw Anna van Etten in de kercke van het professenhuis der Soc. Jesu (1665); Het leven van den H. Franciscus de Borgia, derden Generaal vande Societeyt Jesu, verciert met sedelycke opmerckinghen, printjens, en dichtjens (Antw. 1671); Het daeghelycks nieuwe jaer spieghelken van Philagie. Verciert met printen, dichten, sedenleeringhen (Antw. 1673, 12o.; herdrukt t' Antw. 1674, 1680, 1682, en nog eenmaal zonder opgave van jaartal 8o.); Christi bloedighe passie verbeeldt in het onbloedigh sacraficie der H. Misse, verciert met printen, dichten, ende sedeleeringhen (Antw. 1675); dit boekje werd in 1700 met een werk van P. Adrianus Pervilliers, in het ‘Nederduyts’ overgezet door J.H. de Newport, Pr., benevens met eenige geestelijke, meest passiliedjes te zamen te Antwerpen uitgegeven onder den titel van De bebloeden Hof van Oliveten. De meeste verzen uit Poirters boekje zijn met enkele wijzigingen opgenomen in het populaire 18e eeuwsche kerkboek: Het Gulden Paradijs, dat gewoonlijk met het beroemde devotieboek: De vier uyterste van den mensch, éen geheel vormt; Heyligh Hof van den keyser Theodosius verciert met Sinnebeelden, Rymdichten, en Sedeleeringen, door P. Adrianus Poirters, wijlen priester der Soc. Jesu, Naer syne doot gevonden en uytgegeven (Tot lpere 1696, tweede druk Antw. 1709, 3e dr. Gent 1845.). Dit werk werd uitgegeven 21 jaar na den dood van den schrijver, die het getiteld had Tapisserye van 't Hof des Keysers Theodosius. Nog worden aan Poirters toegeschreven: Godtvruchtighen Psalm-sangh, beslaande in twee-en-veertig psalmen, door eenen priester der Sociëteyt Jesu (Antw. 1666); en Eere der reliquien van den H. Franciscus Xaverius door mirakelen doorluchtigh, geviert in de kerke der Soc. Jesu tot Mechelen (Ieperen 1683); Het kleyn prieeltjen van de Heyligen, door eenen priester der Societeyt Jesu (4 deeltjes 16o., Antw. 1666 met meer dan 365 gravuurtjes). Literatuur: W. de Bakker, 'Pater Poirters, overleden 4 juli 1674', De Kleine Meierij 25 (1974), 57-62; Nel Rogier, ‘Adriaen Poirters (1605-1674) priester en dichter’, in P. Timmermans e.a (red.), Brabantse biografieën 5. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noord-Brabanders (’s-Hertogenbosch 1999) 104-108; A. Huijbers, Oud Oisterwijk (Oisterwijk 1923); Dirk Sacré en Werner Waterschoot, ‘Een jezuïet in opspraak, De detentie (1653-1660) van Adriaen Poirters’, Spiegel der Letteren 45 (2003) 1-20. |