Quay, Jan Eduard deGeboren op 26 augustus 1901 te Den Bosch als zoon van luitenant-generaal Rudolph Balthazar Antoine Nicolas de Quay (Maastricht 6 december 1868-? 22 november 1933) en Joanna Elisa Rosa van de Mortel (Den Bosch 16 juni 1874-Tilburg 21 oktober 1951). Hij huwde op 8 augustus 1927 met Maria Huberta Wilhelmina van der Lande (Diepenveen 29 augustus 1901-Nijmegen 6 november 1988). Uit dit huwelijk werden 5 zoons en 4 dochters geboren. Na een studie psychologie te Utrecht, volgde in 1927 een aanstelling tot lector psychotechniek van het bedrijf en statistiek aan de RK Handelshoogeschool te Tilburg. De Quay verhuisde op 23 september 1933 met zijn vrouw en vier kinderen uit Utrecht naar Oisterwijk (B397), waarschijnlijk in afwachting van het gereedkomen van de in 1933 gestarte bouw van zijn villa in de Tilburgse wijk Zorgvlied. Uit een krantenbericht van 7 april 1934 wordt duidelijk dat hij op dat moment verblijft in hotel De Zwaan. In zijn Oisterwijkse periode voerde zijn zwager, de NSB'er A.L.M. van de Lande, in oktober 1933 overleg met De Quay en Mussert over aanpassing van het NSB-programma zodat dit meer acceptabel voor katholieken zou zijn. In 1933 sympathiseerde De Quay samen met de katholieke werkgevers B.J.M. van Spaendonck en M.P.L. Steenberghe met een aantal doelstellingen van de NSB. Door het Vastenmandement van de bisschoppen (11 februari 1934) en verbeterde relaties tussen RKSP en katholieke werkgevers liepen de contacten met de NSB uiteindelijk op niets uit. In 1933 werd bovendien het lectoraat van De Quay omgezet in een hoogleraarschap en werd de leeropdracht uitgebreid met bedrijfsleer. Sedert 1934 was De Quay tevens de eerste technische directeur van het Economisch-Technologisch Instituut (ETI). Op 25 april 1934 vertrok De Quay met zijn gezin uit Oisterwijk om in Tilburg te gaan wonen. In de oorlog was De Quay voorman van de Nederlandsche Unie. Ook was hij tijdens de oorlog economisch adviseur van de waarnemende directie van de Lederfabriek. Hij adviseerde die leiding (De Jong en Hueber) om de Duitse eis tot aanstelling van een 'Verwalter' bij joodse bedrijven (de Lederfabriek was onderdeel van het joodse cocnern Adler & Oppenheimer) te accepteren. De andere optie was de productie stoppen, met het risico dat het dan werkloze personeel naar Duitsland zou worden gestuurd. De Jong en Hueber volgden het advies van De Quay. De Quay werd na de oorlog commissaris der Koningin in Noord-Brabant (1946-1959) en minister-president (1959-1963). Jan de Quay overleed op 4 juli 1985 te Beers. Literatuur: J. Bosmans, 'Quay, Jan Eduard de', in: J. Charité (e.a., red.), Biografisch Woordenboek van Nederland III ('s-Gravenhage 1989) 471-475; Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Bewging, 1931-1935 (Amsterdam 2009). |