Ribbius Peletier, GerlacusGeboren in 1856 te Utrecht als zoon van koopman Gerlacus Ribbius Peletier (Zaltbommel 9 april 1818-Utrecht 1 april 1901) en Anna Elisabeth Voorthuis (Meppel 23 januari 1825-Utrecht 17 augustus 1889). In 1859 kreeg de familie Ribbius er de naam Peletier bij. Hij huwde op 27 mei 1886 te Arnhem met Adriana Louise Wijbelingh (Achtkarspelen 1863), met wie hij vier dochters en een zoon kreeg. Al in 1815 richtte grootvader Gerlacus met Lion Philips te Zaltbommel een firma in rook- en snuiftabak op. De vader van Gerlacus zou in 1844 met een eigen zaakje in koffie, thee en tabak te Utrecht starten, wat uitgroeide tot de Koninklijke Sigarenfabriek G. Ribbius Peletier. Zijn zoon Gerlacus, een kunstminnende en onconventionele man, bleek niet het vertrouwen van zijn tirannieke vader te krijgen. De fabriek werd in 1896 verkocht en het vermogen verdeeld onder de kinderen. Het geld wilde Gerlacus beleggen in landgoederen. In Oisterwijk kwam in 1908 het landgoed Rosephoeve te koop dat in de negentiende eeuw eigendom was geweest van de families Koumans Smeding en Wellenbergh. In 1880 was het gekocht door Ludovicus Antonius de Gruijter (1 april 1833-27 december 1911), een telg uit de gruttersfamilie uit Den Bosch. Deze verkocht de Rozephoeve in 1908 aan Gerlacus Ribbius Peletier. Tot het omvangrijke landgoed behoorde ook het Staalbergven waar de VVV-Oisterwijk gebruik van maakte voor baden en zwemmen. Ribbius Peletier liet meteen weten dat indien de VVV bereid was toegangskaarten uit te geven wandelen en zwemmen geen probleem was. Ribbius Peletier was een groot voorstander van gemengd zwemmen en in een testament liet hij opnemen dat wie ook de exploitatie van het bad Staalbergven ter hand nam, minstens vier uur per dag de gelegenheid moest geven voor gemengd zwemmen. In 1924 kreeg Ribbius Peletier diverse bouwaanvragen voor zijn gronden in Oisterwijk en informeerde hij bij Natuurmonumenten of zij geen gronden zouden willen aankopen. Natuurmonumenten had echter onvoldoende middelen beschikbaar. Maar in het najaar van 1931 kwam het dan toch zover dat Natuurmonumenten de prijs van 50.000 gulden kon neertellen. Mede dankzij een grote bijdrage van 20.000 gulden van de Oisterwijkse gemeenteraad gingen Staalbergven, Groot- en Klein Aderven en omgeving (in totaal 80 ha) over naar de natuurbeschermingsorganisatie. De heren Van Tienhoven en Rehbock zorgden ervoor dat Natuurmonumenten een aaneengesloten gebied kreeg met de in 1924 gekochte Kampina. De koop werd gesloten met zoon (en bouwkundige) Gerlach, want Gerlacus Ribbius Peletier was op 10 november 1930 te Utrecht overleden. In het contract werd wel opgenomen dat de familie Ribbius Peletier zolang zij de villa Vennenhorst bij het Staalbergven bezit het recht behield een deel van de gronden voor water, bos en moestuin te gebruiken. Twee dochters Davina en Wiesje erfden in 1932 de resterende eigendommen van de familie op de Rosephoeve. De BV Rosephoeve is momenteel nog altijd familiebezit. Dochter Liesbeth (1891-1989) had een zeker voor die tijd opmerkelijke andere keuze gemaakt: ze studeerde, trouwde niet en werd een landelijk bekend sociaal-democratisch politica. Haar onconventionele ouders lieten haar in die keuze vrij. Literatuur: Hans Coelingh Bennink en Jan Dirk Peereboom Voller, Landgoed Rozephoeve te Oisterwijk1908-2008 (z.p. 2008); Ad van den Oord, ‘'De heidensche moraal' van de Oisterwijkse zwemclub, Oisterwijkse bestuurders in 1934 klem tussen toeristische bedrijvigheid en katholieke zedelijkheid’, De Kleine Meijerij 44 (1993) 27-37. |