Roestenburg, PetronellaPetronella is geboren op 2 november 1826 te Oisterwijk als dochter van lindenwever Jan Batist Roestenburg (Tilburg 15 november 1780-Oisterwijk 30 september 1827) en Cornelia Vromans (Goirle 3 mei 1814-Oisterwijk 3 januari 1862). Haar vader wordt in 1817 door het Assisenhof in Den Bosch in verband met een inbraak in een woonhuis veroordeeld tot een openbare geseling met roeden, alsmede zes jaar dwangarbeid in het Haagse rasphuis. Petronella verliest haar vader nog voordat ze de leeftijd van één jaar heeft bereikt. Op haar zestiende vond ze een betrekking als dienstmeid bij een aanzienlijke familie in Goirle. Tijdens een tweede betrekking raakt ze in 1854 zwanger van een gehuwde man en bevalt in november van dat jaar van een zoon genaamd Johannes, die evenwel na een maand komt te overlijden. Op 18 mei 1855 vindt Petronella alsnog een partner in de persoon van Frederickus de Dalie (Hengstdijk 9 mei 1816-14 september 1860), een Zeeuw die als koetsier in Den Bosch werkt. Ze trouwen in Oisterwijk maar gaan in de provinciehoofdstad Den Bosch wonen. De mores van zo’n grote stad kent Petronella niet. Ze stort zonder er bij na te denken haar vuilnis in de Dieze, wat haar op één dag cel komt te staan. Zwanger betreedt zij de Bossche gevangenis, om vervolgens op 5 april 1856 te bevallen van haar eerste dochter Maria. Met haar man trekt ze naar zijn geboortegrond in het Zeeuwse Hengstdijk, waar ze nog twee kinderen krijgt. Wanneer haar man op 14 september 1860 overlijdt, besluit ze terug te keren naar Oisterwijk. Daar trouwt ze op 14 november 1861 met Jan Korthout (Oisterwijk 14 december 1824-14 oktober 1868). Korthout is een drinkebroer en leidt een armoedig leven, wat hij deels in de gevangenis doorbrengt wegens diefstal en mishandeling. Jan en Petronella wonen in bij het gezin van akkerbouwdagloner Jan Paijmans (Kerkeind nr. 5). Jan Korthout en Petronella Roestenburg krijgen tussen 1863 en 1867 drie kinderen. Ze wonen als samengesteld gezin met vijf kinderen (één stiefdochter is in 1862 overleden) inmiddels niet meer aan het Kerkeind, maar in een optrekje (de kranten spreken over ‘een hut’) midden in een mastbos gelegen tussen de Oirschotschedijk en de Logtschendijk, driekwart uur lopen vanaf het dorp. In het afgelegen huisje in het bos gaat het verder bergafwaarts met Jan Korthout. Bijna elk dag komt hij dronken thuis en mishandelt dan zijn vrouw als ze opmerkingen over zijn gedrag maakt. Veel ernstiger is dat hij gedurende de eerste zeven jaar van zijn huwelijk zijn stiefdochter Maria misbruikt, die dan tussen de vijf en twaalf jaar oud is. In de avond van 14 oktober 1868 komt Jan wederom stomdronken thuis. Hij dreigt zijn vrouw vervolgens met zijn klompen de hersens in te slaan en voegt haar toe: ‘Goddomische hoer, maak dat gij met uw kinderen het huis uitkomt, anders vermoord ik jong en oud’. Petronella verdwijnt met de kinderen naar een ander vertrek. Ze kan de slaap niet vatten en bedenkt dat het leven zo niet verder kan. Ze vat het plan op haar man te vermoorden. Midden in de nacht haalt zij buiten bij het hakblok een stompe bijl naar binnen. Ze verlicht het vertrek waar Jan zijn roes uit ligt te slapen. Tot tweemaal toe heft ze de bijl. En tot tweemaal toe werpt ze die weer weg. Dan raapt zij alle moed bijeen en slaat de slechts 1,52 meter grote Petronella met de stompe bijl op het gezicht van haar man. In totale razernij zal ze dat nog 21 maal herhalen. Ze wordt afgevoerd naar de Bossche gevangenis, haar ruim één jaar oude zuigeling Jan mag ze meenemen. Het Bossche gerechtshof kan vanwege ‘manslag met voorbedachten rade’ op 14 januari 1869 weinig anders dan de ‘straffe des doods’ uitspreken, die in het openbaar aan de wurgpaal in Den Bosch zou moeten worden voltrokken. Het vonnis wordt in Den Bosch en in Oisterwijk aangeplakt. Maar de rechters gaan er eigenlijk wel vanuit dat gezien de bijzondere omstandigheden de vorst, koning Willem III, gratie zal verlenen. En dat gebeurt, op 13 maart 1869 veroordeelt hij Petronella Roestenburg tot een celstraf van drie jaar, die ze uitzit in Den Bosch, waar ze het voorrecht krijgt te mogen werken in de wasserij van de gevangenis. Haar kinderen worden in Haaren ondergebracht. Op 13 maart 1872 komt Petronella weer vrij. Ze vertrekt naar Hoogerheide en is binnen drie maanden voor de derde maal getrouwd, dit keer met een Belgische koopman. Ze huwt in de gemeente Woensdrecht op 15 juni 1872 met marskramer Ludovicus Franciscus (Louis) Louwage (Oostkerke [B] 22 januari 1817-Breda 14 maart 1881). Ze drijven samen in Hoogerheide een winkeltje. In de nacht van 5 op 6 juli 1872 wordt er brand gesticht en de woning ligt in korte tijd helemaal in de as. Justitie vermoedt dat Petronella de brand zelf heeft aangestoken omdat de inventaris boven de waarde is verzekerd. In augustus 1872 zit ze zes dagen in de Bredase gevangenis. De Officier van Justitie stelt een onderzoek in, maar helaas zijn de archieven van de Bredase rechtbank uit 1872 niet bewaard, zodat we onzeker zijn over de uitkomst. In elk geval gaat Petronella met haar man in het Zeeuwse Rilland wonen en vervolgens in Fort Oranje in Rijsbergen. Een gelukkig huwelijk wordt het wederom niet. De Belgische koopman vindt een gezin met zoveel kinderen te druk en financiële problemen doen de rest. In mei 1878 besluiten ze een tijdje uit elkaar te gaan. Petronella bleef in Fort Oranje in Rijsbergen wonen, Louis vertrok naar het nabijgelegen Fijnaart. Ze wonen wel weer enige tijd samen maar in maart 1881 overlijdt Louis. Petronella verhuist met de kinderen naar het Belgische Brasschaat. Haar vroegere buurman bij Fort Oranje, Peter Haest, een 68-jarige weduwnaar, volgt haar naar België en wordt daar haar vierde man, tot hij acht maanden later op 3 april 1883 ook overlijdt. Door het huwelijk met Peter Haest was zij in redelijk goede doen en hoefde zij geen werk meer te zoeken. Peter had haar al zijn bezittingen nagelaten. Petronella had het vaste voornemen nooit meer naar Nederland terug te keren. Met succes vroeg zij vergunning aan om in België te blijven wonen. In 1887 verkreeg zij een permanente verblijfsvergunning van de Antwerpse burgemeester. De 65-jarige Petronella zal op 16 juni 1892 in het Antwerpse Kapellen voor de vijfde maal trouwen met een 58-jarige Belgische weduwnaar Jacobus Verresen, geboren in Ekeren. Petronella Roestenburg overlijdt op 15 augustus 1899 in Kapellen. Haar vijfde man overleed in 1916. Petronella Roestenburg is een der laatsten in Nederland die de doodstraf over zich hoorde uitspreken. In 1870 werd de doodstraf in vredestijd in Nederland definitief afgeschaft, maar de laatste voltrekking daarvan dateerde uit 1860. Haar misbruikte dochter Anna Maria de Dalie (Den Bosch 16 februari 1852) huwt op 12 maart 1877 in Oisterwijk met schoenmaker Marinus van den Bosch, met wie ze negen kinderen krijgt. Literatuur: Ad van den Oord, 'Drinkebroers. De trieste levens van twee Oisterwijkse vagebonden: Jan (1824-1868) en Martinus Korthout (1837-1908)', De Kleine Meijerij 72 (2021) 46-51. |