Speesen, Felicité Cornelia ElisabethGeboren op 2 februari 1897 (soms ook 1896 vermeld) te Hamont in België als dochter van de onderbrigadier der douane Josephus Martinus Speesen (Brecht/België 19 maart 1849) en de vijftien jaar jongere Johanna Maria Schonk (Oisterwijk 18 oktober 1863), dochter van metselaar Jan Cornelis Schonk, met wie Speesen op 21 april 1896 in Oisterwijk was gehuwd. De weduwnaar Speesen was eerder (15 februari 1892 te Neerpelt) getrouwd met Catharina Elisabeth Stoffels (gedoopt Neerpelt 22 maart 1853-Hamont 11 mei 1895). Felicité groeit in haar eerste levensjaren op in Hamont, in 1901 woont het gezin in Stokkem (België), waar haar zus Bertha Elisabeth Wilhelmina wordt geboren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam Felicité Speesen in Oisterwijk wonen, mogelijk gevlucht vanwege het oorlogsgevaar. In de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbosche Courant plaatst zij op 12 januari 1916 een advertentie waarin zij zich als ‘nette juffrouw, goed op de hoogte van handwerk’ aanbiedt als ‘kinderjuffrouw of iets dergelijks’. Zij woont dan op De Lind in bij metselaar Adrianus Lambertus Schonk, tevens haar oom. Adrianus Schonk wordt in 1916 betrokken bij de bouw van de nieuwe Lederfabriek Oisterwijk van Christiaan van der Aa. En zo zal de werkzoekende Felicité een baan als kantoorbediende vinden bij de Lederfabriek. De productie van leer is uitsluitend mannenwerk, maar in de lederhandel is het kantoorpersoneel voor een groot deel vrouwelijk. De Belgische Felicité Speesen wordt zo de eerste vrouwelijke werknemer van de Lederfabriek Oisterwijk. Ze wordt op deze manier economisch zelfstandig en blijft niet bij haar oom wonen. Vanaf 5 oktober 1920 woont ze in bij de schoenmaker Emanuel Johannes Wilhelmus Raaijmakers (A221). Op 18 mei 1921 zal ze te Oisterwijk huwen met de magazijnbediende Gerardus Cornelis Alberts (Amsterdam 18 augustus 1892), zoon van een diamantbewerker. Hoogst waarschijnlijk is hij magazijnbediende op de Lederfabriek. Ze wonen op D36, D58 en C115 en krijgen een zoon. (Gerardus Cornelis, Oisterwijk 15 maart 1922) en drie dochters (Johanna Augustina Cornelia, Oisterwijk 7 mei 1923; Wilhelmina Maria Augustina, Oisterwijk 3 juli 1924; Josephina Bertha Everdina, Oisterwijk 6 juni 1926), waarvan de jongste dochter op 27 december 1926 overlijdt. Op 1 oktober 1927 overlijdt ook haar man en 16 dagen later vertrekt Speesen met haar drie kinderen naar Antwerpen, waar haar moeder nog woont. Met potlood staat in het bevolkingsregister bij het Antwerpse adres nog iets bijgekrabbeld (Dageraad?). In januari 1956 woont ze als naaister nog altijd te Antwerpen en wordt haar bij Koninklijk besluit van 18 januari 1956 het Nederlanderschap verleend. |