Swaens, AertGeboren te Goirle circa 1541 als zoon van Claes Aert Aertsen Starts, ook wel Swaens genoemd, en van Agnes Jans Janssen Soffartsdochteroverl. Hij werd in 1568 op den leeftijd van 27 jaren kanunnik te Geertruidenberg en bij de synode van 1571 de eerste deken van het nieuw opgericht dekenaat van dien naam. Hij werd na de inneming van Geertruidenberg door Prins Maurits in 1593 genoodzaakt de stad te verlaten en is daarin niet wedergekeerd. Hij vluchtte naar den Bosch waar hij een begijnhof stichtte. Bij testament van 4 augustus 1616 maakte hij twee beurzenfundatiën, de eene van drie ‘Bossche’ beurzen voor de latijnsche studiën en het priesterschap, de andere van acht kleine beurzen voor jongens en voor meisjes voor de voorbereidende studiën ten platten lande. Het schijnt dat hij bij eene andere akte bovendien een gasthuis voor zeven arme vrouwen te Oisterwijk heeft gesticht. Hij vermaakte een rente van veertien gulden, om daaruit wekelijks vijf stuivers aan die vrouwen uit te reiken. Hij werd ook wel Olorinus of Cygnaeus genoemd en schreef tussen 1610 en 1622 diverse werken: Thesaurus salutaris sapientiae (1610), Explicatio Missae et Canonis (1611), De arte concionandi (1611), Salutares doctrinae ac phrases mentem linquamque ornantes 1612, Summa virtutum et vitiorum (1615), Doctrina consolatoria contra sicrupulos et pusilanimitatem (1612), Demonstratio verae et christianae fidei (1613), Expositio coenae et passionis Dominicae (1622), alle bij Joh. Turnhout, te 's Bosch uitgegeven. Hij overleed op 26 februari 1625, waarschijnlijk in Den Bosch. |