Swinderen, Gerard Regnier Gerlacius van

GRG van Swinderen

Geboren te Groningen op 26 juni 1804 als zoon van landjonker en kamerlid jhr. mr. Oncko van Swinderen van Rensuma (Groningen 23 juli 1775-12 november 1850) en Quirina Jacoba Johanna Gerlacius (Groningen 31 mei 1775-24 juni 1846). Nederlands Hervormd gedoopt. Hij huwde te Balk op 3 maart 1834 met de Friese rentenierster en landeigenares Constantia Johanna barones Rengers (1795-Rijs 21 september 1859), met wie hij twee dochters en een zoon kreeg. Zijn schoonmoeder was Francina Godardina Constantia van Lynden van Lunenburg, een familielid van de eigenaar van Durendaal en de Hondsberg J.H. van Lynden van Lunenburg. Van Swinderen huwde vervolgens te Amsterdam op 17 december 1863 met Jkvr. Gabriëlle Johanna van Iddekinge (Amsterdam 17 december 1826-Clarens (Vaud.) 4 december 1895). Hij was vanaf 1819 kadet aan Artillerieschool te Delft en maakte carrière binnen de marine. Hij was ridder vierde klasse Militaire Willemsorde. Zelfstandig opererende liberaal in de Eerste Kamer in het midden van de negentiende eeuw (1849-1879). Telg uit een Gronings regentengeslacht, maar afgevaardigde namens Friesland. Was na een korte marineloopbaan (luitenant ter zee van 1826 tot 1834) sinds 1835 grietman (later burgemeester, tot 1 juli 1863) van Gaasterland en woonde op een landgoed in Balk (Huize Rijs, 1875). Omstreeks 1875 was hij lid van de Raad van Toezicht van het Paleis van Volksvlijt te Amsterdam. Het Oisterwijkse huis De Hondsberg werd door hem gebouwd als rentmeester van de dochters van Van Lynden. Hij logeerde in de zomermaanden op de Hondsberg samen met zijn tweede vrouw en zijn beide dochters. Omdat enkele boerderijen op het landgoed onder water dreigden te lopen, liet hij vaarten graven om het water beter te laten afvloeien. Deze ontwatering leidde er rond 1880 toe dat de familie Van Swinderen en de in Oisterwijk woonachtige rentmeester A.H. de Balbian Verster veel kritiek kregen van Moergestelse boeren, omdat het water hun landerijen onder water zette. Zijn zoon Jan Hendrik Frans Karel (rijs 5 september 1837-15 mei 1902) werd eveneens liberaal kamerlid en was heer van Lunenburg van 14 juni 1860 tot 1887. Van Swinderen stierf op 21 juni 1879 te Neerlangbroek, gemeente Langbroek (Utrecht). Charlotta Sophea van Lynden van Lunenburg, een van de eigenaressen van de landgoederen Hondsberg en Durendaal, vermaakte de landgoederen rond 1860 aan zijn dochters: jonkvrouw Quirina Jacoba Joanna van Swinderen (Gaasterland 22 juni 1836-9 juli 1888) en Albertina Constantia van Swinderen (Rijs 16 juli 1835-Twello/Voorst 5 oktober 1914). Beide dochters waren vernoemd naar telgen uit de familie Van Lynden van Lunenburg. Albertina huwde te Balk op 4 juni 1869 met mr. Jacobus baron van der Feltz. In 1880 woedde een grote bosbrand op landgoed De Hondsberg van de zusters Van Swinderen, acht bunder mastbos, plansoen en heide ging in vlammen op.

Literatuur: Sieger Rodenhuis en Geertje Kingma, Adeldom verplicht. De geschiedenis van de familie Van Swinderen in Gaasterland (Leeuwarden 2010); www.parlement.com