Veldhuijzen, Eduard JacobusGeboren op 26 april 1854 te Leiden (Muscadelsteeg) als zoon van agent van politie en later tapper Eduard Jacobus Veldhuijzen (Leiden 22 augustus 1825-3 augustus 1898) en Sara Maria van Iperen (Leiden 23 oktober 1829-5 maart 1906). Hij huwde op 4 september 1873 te Amsterdam met de naaister Adriana Susanna Fremouw (Oostburg 3 mei 1849-Oisterwijk 31 juli 1940) met wie hij vier zonen en zes dochters kreeg. Het gezin was Nederlands Hervormd en woonde o.a. te Oostburg (1875-1880), Boskoop (c1881-1886), Beverwijk (1897), Groenlo, Sittard (1907), Harderwijk (1908), Harlingen (1910) Zaandam (1910) en Oisterwijk (1915). Veldhuijzen werkt in de beginjaren als klerk bij de posterijen en telegrafie. In Zaandam is hij in elk geval reeds directeur. Veldhuijzen kwam op 1 november 1915 vanuit Zaandam (na zijn pensionering) naar Oisterwijk. In 1914 was zijn oudste dochter gehuwd met M.G. Canters, de gemeentesecretaris van Oisterwijk. E.J. Veldhuijzen ging met zijn vrouw wonen aan de Gemullehoekenweg 42 in een door hem gebouwde villa Adjomane. De villa werd door een bruggetje verbonden met de Gemullehoekenweg. De gepensioneerde maar nog energieke Veldhuijzen werd er onmiddellijk voorzitter van het Oisterwijkse Departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Het Nutdepartement zou echter in 1926 ophouden te bestaan. Samen met A.J. Zoetmulder was hij in 1917 lid van de brandstoffencommissie die de distrubutie van cokes tijdens de Eerste Wereldoorlog regelde. In 1923 nam hij met een eigen lijst deel aan de gemeenteraadsverkiezingen, maar behaalde met 2,3% der stemmen geen zetel. Hij overleed op 6 februari 1936 te Oisterwijk. Na het overlijden van zijn weduwe werd de villa gebruikt door zuster Hagen, die er een kraamkliniek in vestigde en de naam van de villa veranderde in Domrémy. |