Verviers, Emile Gerard HubertGeboren te Roosendaal op 24 oktober 1886 als zoon van kantoorbediende Jan Joseph Hubertus Verviers (Susteren 6 april 1841-Roosendaal en Nispen 20 februari 1904) en Johanna Helena van den Elshout (Breda 25 oktober 1856-Oisterwijk 1 oktober 1940). Hij huwde op 29 augustus 1946 met Maria Martina Antonia (Riet) Pijnappels (Berkel-Enschot 26 augustus 1922-Oisterwijk 10 juni 2015), die in 1944 als secretaresse voor Verviers werkte. Uit dit huwelijk werden twee dochters en drie zonen geboren. Na de lagere school doorliep Emile de Rijks-HBS te Bergen op Zoom. Zijn vader werkte als beambte bij Staatsspoorwegen en later als boekhouder op de bietsuikerfabriek De Ram & Co te Roosendaal. Het gezin Verviers telde zes jongens, twee broers van Emile stierven reeds op zeer jeugdige leeftijd. Toen Emile zeventien jaar oud was, verloor hij bovendien ook nog eens zijn vader aan de gevolgen van een prostaatziekte. Emile nam de plaats in van zijn vader op de suikerfabriek. In de avonduren behaalde hij een middelbare akte staatsinrichting en staatshuishoudkunde. Na de vervulling van de militaire dienstplicht koos hij in 1908 voor een betrekking aan het Centraal Bureau van de Katholieke Sociale Actie te Leiden (onder leiding van Aalberse) en in 1910 schreef hij in het bondsblad De Katholieke Lederbewerker. Hij nam echter in 1911 ontslag bij het Centraal Bureau. Aalberse respecteerde Verviers maar had moeite met diens conservatieve ideeën. Emile Verviers schreef in die periode namelijk niet alleen in het Katholiek Sociaal Weekblad, maar van 1909 tot 1911 ook in De Maasbode (van de integralist M.A. Thompson). Jarenlang onderhield Verviers een hechte vriendschap met de thomistische wijsgeer pater Th. B. ten Have, een redemptorist. Verviers koesterde een diepe bewondering voor de pausen Pius IX en X en voor de katholieke schrijver Léon Bloy, deels stellig een gevolg van zijn ultramontaanse opvoeding. Hij werkte als leraar staatshuishoudkunde aan de HBS van 's-Hertogenbosch, Helmond en Venlo en aan de handelsschool te Den Haag. Hij ging in 1913 studeren in Leuven en promoveerde aldaar in juli 1914 op De Nederlandsche Handelspolitiek tot aan de toepassing der vrijhandelsbeginselen (Leiden 1914). Tijdens de Eerste Wereldoorlog richtte hij op 26 september 1914 het RK Huisvestingscomité voor hulp aan door de oorlog getroffen (Belgische) vluchtelingenkinderen op. De bisschoppelijk onderwijsinspecteur A.F. Diepen (en latere bisschop van Den Bosch) werd voorzitter en Verviers secretaris-penningmeester. Het comité zou maar liefst 81.000 kinderen van allerlei nationaliteiten in Nederland plaatsen. Ook was hij secretaris van het Centraal Comité voor Onderwijs aan Uitgewekenen in Amsterdam, dat tot 1919 honderd scholen omvatte en 15.563 leerlingen. Tien jaar bleef Verviers aan het RK Huisvestingscomité verbonden en maakte vele reizen naar Centraal Europa voor het verzorgen van vluchtelingentransporten. Na de oorlog (1918) werd Verviers toegelaten als privaatdocent aan de Leidse universiteit voor sociale en economische politiek (op advies van Aalberse en bedoeld als voorportaal van een hoogleraarschap). Hij volgde de colleges van de hegeliaan G.J.P.J. Bolland en kwam in conservatief-rechts vaarwater. Aan sociale bewogenheid ontbrak het hem niet, maar het werd verpakt in integralistische overtuigingen: patriarchaal en een afkeer van democratie en parlementarisme. Hij werd met Hugues Alexandre Sinclair de Rochemont, die zich eveneens onder het gehoor van Bolland bevond, lid van het Verbond van Actualisten (VvA). Verviers kreeg begin 1923 het lidmaatschap van de Centrale Raad van de VvA op zijn ziekbed aangeboden en aanvaardde dat. Op 3 april 1922 begon hij met het blad Katholieke Staatkunde, waarin hij zijn sympathie voor Mussolini niet onder stoelen of banken schoof. De verschijning viel samen met de oprichting van de Nieuwe Katholieke Partij, net als Katholieke Staatkunde geboren uit onvrede binnen ondernemerskringen over de sociale politiek (van de RKSP). Maar deze partij werd veroordeeld door de aartsbisschop van Utrecht en stierf mede daardoor een snelle dood. In het najaar van 1922 leerde hij Wouter Lutkie kennen, die medewerker werd aan het blad. Het blad werd, bij een dreigend bisschoppelijk verbod door Diepen vanwege het voorvoegsel 'katholiek', omgezet in Opbouwende Staatkunde. In januari 1924 werd het blad overgedaan aan het fascistische tijdschrift De Vaderlander (VvA). Korte tijd gaf Verviers nog De Vaderlandsche Kroniek uit, in 1925 verschenen tien nummers. Verviers’ moeder was intussen gaan wonen op villa 'Eickloo', vlakbij Groot en Klein Speijk in de Oisterwijkse bossen. De ongehuwde Verviers woonde er ook. In 1917 maakte hij deel uit van de Raad van Bijstand van de Katholieke Kunstkring Oisterwijk Omhoog. In 1918 werd hij raadgever van de RK Kiesvereeniging Oisterwijk. Hij wilde in Oisterwijk gaan boeren. Zo genoot hij van het omploegen van een heideveld en van zijn bloeiende aardbeienveld. Hij was secretaris-penningmeester van het Coöperatieve Veluweplan, samen met Frederik van Eeden: een vergeefse poging om rond 1923 in Nijkerk een kolonie te stichten. Van Eeden noemde Verviers smalend ‘handig zakenman, bankier van nature’. Praktisch werk verrichtte hij van 1918 tot 1924 voor een instelling tot landontginning. Voorts was hij van 1926 tot 1930 directielid van een Maatschappij tot exploitatie van een procédé tot vervaardiging van zuivere koolstof uit kolen en ventte zijn economische ideeën uit via een Instituut voor Universele Staatkunde. In 1930 mengde Verviers zich in een lokaal volksoproer gericht tegen schoenfabrikant Theo Roosen, die ook huwelijksproblemen had. Het vond enkele maanden plaats nadat bij de villa van Verviers opschudding was ontstaan nadat Irma Maria Elisabeth Schonk daar amok kwam maken nadat haar relatie met Emile verbroken was. Emile's broer en bankdirecteur te Sittard Joseph Hubertus (Roosendaal en Nispen 11 juli 1892) werd door de rechtbank veroordeeld wegens mishandeling van Schonk. In 1931 behaalde Emile Verviers een zetel in de Oisterwijkse gemeenteraad (10.2%), maar verzuimde door verblijf in het buitenland zijn geloofsbrieven tijdig in te leveren. Daarom nam nummer twee van de lijst, aannemer Charles Graft, zijn plaats in. Op 1 december 1933 sprak Verviers in Oisterwijk voor een volle zaal enthousiaste toehoorders over het fascisme. Verviers werd in 1934 lid van de NSB. Hij was onder de indruk van Hitler en nam zitting in Raad van Katholieken van de NSB. Verviers werd redacteur van Nieuw Nederland, het theoretisch orgaan van de NSB. In december 1934 werd hij echter door Mussert onder curatele gesteld (hij kreeg Roskam en Van Genechten in de redactie naast zich) omdat naar Musserts mening Verviers taalgebruik te veel bestond uit scheldpartijen tegen (katholieke) bestuurderen. In maart 1936 trok Verviers zich uit de redactie terug en bijna een jaar later verliet hij de NSB. Wel was hij in december 1935 nog bestuurslid geworden van een mantelorganisatie van de NSB, de Nationale Nieuw-Guinea Vereeniging, die blanke kolonisatie van Nieuw-Guinea voorstond. In 1935 en 1936 was hij lid van een comité dat acties op touw zette tegen de directie van het Kröller-Müller-concern dat ‘onnodig’ een honderdtal ‘oudgedienden’ had ontslagen en van corruptie beticht werd. Daarna riep Verviers een Bureau voor Economische Ordening in het leven (om voorlichting te geven op de weg naar een corporatieve maatschappij). Mogelijk kwam hieruit voort de stichting De Nederlandsche Werkgemeenschap (NWG, 24 juli 1936), waarin Verviers en andere NSB’ers een leidende rol speelden. De NWG stichtte een huurdersgemeenschap, die de contribuanten woningen ter beschikking zou gaan stellen beneden de normale huurwaarde. Ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid werd eind 1937 besloten tot de inrichting van het werkkamp 'De Scheepsstal' tussen Helmond en Bakel. In 1938 werd overgegaan tot de stichting van Het Nederlandsch Werkfonds, dat obligaties zou uitgeven. In 1938 werd een visserijgemeenschap in het leven geroepen die zou werken onder de naam 'Werk en Vreugd'. Ze zou motorkotters op stapel doen zetten ten behoeve van werkloze vissers. In de pers werden doen en laten van de NWG met argusogen gevolgd. Met name in de sociaal-democratische pers werd hevig geageerd tegen deze 'beweging', die immers grotendeels in handen was van NSB'ers en hun sympathisanten. In de bezettingstijd werd er, nu van nationaalsocialistische kant, tegen de NWG geschreven. Begin 1942 verdween de NWG onder druk van zowel Mussert als Duitse zijde. In 1940 werd Verviers lid van Arnold Meijers Nationaal Front en in de oorlogsjaren maakte hij deel uit van de door de bezetter getolereerde Raad van Katholieken. In Den Haag was Verviers (hun Oisterwijkse villa was door de Wehrmacht gevorderd) actief in enkele sociale en economische instellingen waaronder de reeds genoemde visserijvereniging. Aan die activiteiten kwam op last van de bezetter een einde en Verviers belandde zelfs tijdelijk in gevangenschap. Op 3 november 1944 werd hij in Oisterwijk opgepakt door de Binnenlandse Strijdkrachten en op 9 december naar kamp Vught overgebracht. Hij werd uiteindelijk niet veroordeeld. Emile's broer Jules Peter Hubert (Roosendaal 2 mei 1888-Pulheim 3 maart 1946), pensionhouder, woonde vanaf 1925 in Oisterwijk en was lid van de NSB. Hij kwam tijdens de oorlog in Duitsland terecht. Reeds in 1947 pakte Verviers zijn politieke activiteiten weer op en herstartte hij zijn vooroorlogse Instituut voor Universele Staatkunde met de publicatie van een reeks 'staatkundige brieven'. In 1953 werd Verviers betrokken bij het comité dat ijverde voor een borstbeeld voor kapelaan Huijbers. In 1965 bezocht hij nog samen met Meijer de oude Lutkie vanwege diens 78ste verjaardag. Hij schreef boze brieven over de modernisering in de katholieke kerk. Verviers stierf te Oisterwijk op 3 februari 1968. Literatuur: Siebe Thissen, ‘’Alles mos aanders zen’, Emile Verviers en de grondslagen van het fascisme in Oisterwijk’, in Th. Cuijpers e.a. (red.), Zorgvolle tijden. Oorlogsjaren in Oisterwijk (Oisterwijk 1991) 35-46; L. Buning , 'Verviers, Emile Gerard Hubert (1886-1968)', in Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979) 607-609; Siebe Thissen, 'Zedelijk en zinnelijk conservatisme. De katholieke staatkunde van Emile Verviers', Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland 10 (1999) 53-61. |