Visser, Johan

Jan Visser

Johan of Jan Visser is op 23 april 1875 in Amsterdam geboren als zoon van Johannes Visser (Amsterdam 13 februari 1851-Zandvoort 28 december 1933) en Margaretha Wilhelmina Burger (Amsterdam 16 oktober 1872-? juni 1936). Hij huwde op 20 april 1899 te Amsterdam met Jacoba Angenita Aldenberg (Amsterdam 15 december 1876-Oisterwijk 1968), met wie hij vijf dochters (Cobi, Willy, Greet, Molly en Hanny) en een zoon (Jan) kreeg. Zijn vrouw stamde via haar vader af van een joods geslacht. Voor zijn huwelijk was Visser in Amsterdam opzichter van het Liernurstelsel (rioleringsstelsel). Zijn vader oefende die functie ook uit. Johan Visser studeerde in Amsterdam aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid architectuur onder P.J.H. Cuypers. Hij bouwde voort op de beginselen van de Amsterdamse school in een wat sobere verburgerlijkte stijl. Hij had in Laren, Heemstede en Bergen (voor Adriaan Roland Holst) reeds verschillende landhuizen gebouwd en een villa in Amsterdam (Sophialaan). Hij ontwierp en bouwde vooral kleine, blokvormige landhuisjes of villa's in baksteen met van die plastische, rieten daken. Het artistiekerige en vooruitstrevende gezin Visser woonde in de periode 1909-1912 in Hilversum en in 1921 weer in Amsterdam (Vondelkerkstraat 5, een straatje aan het westelijke einde van de Overtoom dat leidt naar het Vondelpark, terwijl het Technisch Bureau J. Visser voor volkswoningbouw, moderne landhuizen, woonwijken en tuindorpen op dat moment was gevestigd in de Paleisstraat 31en Prinsengracht 510). Hij werkte voor bekende architecten van de Amsterdamse school in Oud-Zuid. Visser was socialist en selfmade entrepreneur, een idealistisch bevlogen man. In zijn collectie bevond zich na al die jaren nog een briefkaartfoto van 17 augustus 1904 met daarop de socialistische kopstukken van de Tweede Internationale waaronder Troelstra en Rosa Luxemburg. Wie met Visser in contact kwam, raakte onwillekeurig onder de indruk van deze wat megalomane man. Schilder Jan van Herwijnen, die in oktober 1923 Visser ontmoette, noemde hem ‘een reuzevent. Ik zie hem in de toekomst nog eens leiding nemen in 't staatsbestuur. Het is een geboren Staatsman’. Visser had een neus voor profijtelijke contacten en bezat de gave om na iedere tegenslag zijn volgend noodlot bezield tegemoet te gaan. Een waarschijnlijk integere man die door zijn gebrek aan zelfkennis en relativeringsvermogen zichzelf en zijn directe omgeving telkens in de problemen wist te brengen. Ook de vele vestigingsplaatsen en naamsveranderingen, het ondoorzichtige netwerk van naamloze vennootschappen dat Visser stichtte, meestal op naam van zijn vrouw of een van zijn kinderen, kenmerkten zijn chaotisch en wankel imperium. In 1925 was hij met zijn gezin verhuisd van Eemnes (de familie had daar een vakantiewoning) naar Oisterwijk. Zij woonden eerst op D 227 (Jabaja Hol, het huis op de hoek Vennelaan-Adervendreef). Vandaar werd verhuisd naar De Klomp, een huis gebouwd op de spie van het Klompven (de bouwterreinen en een villa op het Klompven waren op 3 juni 1924 al in de verkoop gedaan door notaris Wouters in hotel Bosch en Ven). Samen met zijn schoonzoon, de tuinarchitect John Bergmans (die gehuwd was met dochter Coby) had hij reeds in Amsterdam (maart-april 1923) de NV Bouw en Handel Mij. 'Arendshoven' opgericht, Van maart tot eind 1926 was trouwens dochter Coby directeur van Arendshoven, daarna Visser (weer?) zelf. Visser ontwikkelde een plan voor de bouw van het villapark Gemullehoeken aan het Klompven. Hij bezocht in december 1925 zijn schoonzoon en beeldhouwer Han Wezelaar in Parijs en drong er op aan om de helft van diens erfenis (100.000 gulden) in de Arendshoven te steken. Wezelaar had in 1921 kennis gekregen met dochter Willy, die toen studeerde aan de Rijksschool van Kunstnijverheid. In januari 1926 kwam Wezelaar via zijn erfenis, als enig aandeelhouder van Arendshoven, in het bezit van vier bouwkavels in villapark Gemullehoeken. Visser zou gaan bouwen in de stijl van Bergen. Een schildersatelier ('t Kapelleke) en een modelwoning (d'Instuif) werden gebouwd. Beide zouden later dienst doen als woning van de familie Visser (in de oorlogsjaren woonde Visser in 't Kapelleke). In 't Kapelleke organiseerden Visser en Bergmans in 1926 een gedurfde tentoonstelling van moderne kunst waarbij bekende namen als Zadkine, Picasso, Charley Toorop en Raoul Dufy niet ontbraken evenmin als de communistische kunstenaars Chris Beekman en Peter Alma. Wezelaar, die in Parijs de eerste leerling van Zadkine werd, maakte enkele beeldhouwwerken voor de buitenzijde van het schildersatelier. De tentoonstelling en het villaparkproject maakten Visser praktisch bankroet en bijna ook Wezelaar. Via de landelijke pers werden landhuizen met 1000 m2 aangeboden voor 6000 gulden, maar in juni 1927 moest de bouwonderneming faillissement aanvragen. Vanaf dat moment zou Visser per trein vooral in Amsterdam nog bouwkundig tekenwerk verrichten. In 1928 ontwierp hij zes eensgezinswoningen in de Jan van Beverwijckstraat te Tilburg en in 1929 twaalf herenhuizen in diezelfde straat en aan de Nieuwe Bosscheweg. Begin november 1930 trad Visser als commissaris uit een tweetal Oisterwijkse en een zestal Tilburgse onroerendgoed-ondernemingen. Hij trad in 1928 toe tot de SDAP-afdeling en stelde zijn atelier beschikbaar voor vergaderingen. Intussen was op 10 november 1930 een Vereeniging 'Het Eigen Gebouw' in het leven geroepen, die voornamelijk steun ontving van de moderne bond van sigarenmakers en de kleine bond van fabrieksarbeiders. De architect Visser vormde vanaf dat moment de hoop van de afdeling om bouwtechnisch en financieel een eigen pand te kunnen realiseren. Naar verluidt heeft zijn zoon Jan (Hilversum 12 oktober 1911) feitelijk de het gebouwtje ontworpen. Uiteindelijk was het in 1933 dan zover. Visser kreeg de mogelijkheid om vier oude huisjes aan de Hoogstraat te kopen. Op de plaats van deze krotwoningen verrezen het volksgebouw De Schuur en twee woonhuizen. Het ene huis werd verkocht, in het andere woonden partijgenoten zoals Graad van Keulen, A.C. Plooij en Kees Bekkers. Bij de opening van De Schuur op zondag 13 augustus sprak Kees van Lienden, voorzitter van de vereniging 'Eigen Gebouw', de openingsrede. Op 29 augustus 1933 kon de voorzitter van de SDAP-afdeling San van Dongen vol trots de leden voor de eerste huishoudelijke vergadering verwelkomen in het eigen gebouw. Visser steunde het Instituut voor Arbeidersontwikkeling. In 1931 werd Visser gekozen tot SDAP-raadslid, de zetel ging in 1935 verloren. Hij was bestuurslid van de SDAP-afdeling in augustus 1931 en afdelingsvoorzitter van 1934 tot mei 1937. Eind jaren dertig werd zoon Jan compagnon van de architect. Visser overleed op 23 november 1946 te Oisterwijk. Hij was kort daarvoor nog betrokken bij de oprichting van de lokale PvdA.

Literatuur: Ad van den Oord, ‘'Dien boozen geest van onzen tijd', socialisten in de katholieke Oisterwijkse gemeenschap 1891-1940’, in: A. van den Oord (red.), 'De akelige twee procent', andersdenkenden in katholiek Oisterwijk, 1891-1940 (Oisterwijk 1992) 11-74; Ad van den Oord, 'De radeloosheid en angsten van den modernen geest', Kerkklokje, 27 november 1991; J.B.J. Teeuwisse, Wezelaar statuaire (Den Haag 2004).