Vuijsters, Bernardus Johannes (Jan)

Jan Vuijsters

Geboren te Deventer op 30 augustus 1878 als zoon van bediende Johannes Norbertus Vuijsters (Tilburg 7 maart 1842-Diessen 9 september 1905) en Alberdina Jansen (Terwolde/Voorst 15 juni 1849-Oisterwijk 3 mei 1936). Hij huwde op 22 juli 1907 te Deventer met Johanna Grada Hutten (Deventer 30 november 1879-Oisterwijk 26 april 1922) met wie hij vier kinderen kreeg. In 1923 huwde hij met Henriëtte Hubertina Maria Niessen (Heythuysen 3 mei 1882-Oisterwijk 26 februari 1960). Vader Johannes Norbertus vertrok in 1868 van Tilburg naar Deventer, waar hij in het huwelijk trad. In 1880 vertrok hij met zijn gezin weer terug naar Tilburg, waar vader Vuijsters werkte als koetsier. Jan volgde in 1890 een opleiding bij de paters van het H. Hart te Tilburg (Missiehuis). Hij studeerde humaniora (Tilburg) en filosofie (Arnhem). In 1901 hield hij er mee op en keerde terug naar zijn ouders. Daar ontwikkelde hij een liefde voor de literatuur bijgebracht door leraar ethica en esthetica dr. P.J. Vullings. Hij werkte in Tilburg als boekhouder bij textielfabrikant B.T. Straeter. In 1913 slaagde hij voor de akte franse handelscorrespondentie. Hij vestigde zich in 1912 in Oisterwijk, eerst in dienst als boekhouder (oktober 1912), bureauchef en correspondent bij Hamers’ sigarenfabriek De Huifkar, daarna als grossier en sigarenhandelaar (winkel Oud-Brabant). In 1918 was hij voorzitter van de drankbestrijdingorganisatie St. Paulusbond. Onder invloed van de door hem bewonderde kapelaan Huijbers begon Vuijsters in 1928 met het schrijven van toneelstukken. Zijn eerste toneelspel 'Christus verworpen' (1928) schreef hij zo goed als helemaal in de trein en in wachtkamers. Ook beroepsgezelschappen speelden het. Pastoor Perquin, stichter van de KRO, nodigde Vuijsters uit het tot hoorspel om te bouwen. Het werd het eerste hoorspel dat de KRO de ether in zond. Vervolgens volgden het hoorspel ‘St. Helena’ (1932), het toneelspel ‘Napoleon op St Helena’ (1934), de hoorspelcyclus ‘De moederkerk en Nederland’ (1934-1935), de zaal- en openluchtspelen ‘St. Willibrord’ (1935) en ‘Beatrijs’ (1935) en de toneelspelen ‘Margreet Sinclair’ (1935) en ‘Het is U niet geoorloofd’ (1935 over Johannes de Doper). Ter gelegenheid van de opening van het paleis-raadhuis te Tilburg werd Vuijsters’ ‘Koning Willem II en Tilburg’ (1936) opgevoerd. Hij schreef vervolgens succesvolle openluchtspelen zoals ‘Peerke Donders’ (1937). En er volgde nog veel meer: ‘Sint Lambertus’, ‘Er staat geschreven’, ‘Blind Marieken’ (1938, regie Kees van Iersel), ‘Baas Gansendonck’ (bewerking van Hendrik Conscience, 1937), ‘Stroopers in den kerstnacht’ (1938), ‘Puk en Muk’ (1938, kinderstuk), ‘De zaaier Gods’ (1938), ‘Kerstmis op den Beukenhof’ (1938), ‘Een ridder schiep haar beeld’ (1939), ‘Den rooien schurk in den kerstnacht’ (1940), ‘Robinson Crusoe’ (1944), ‘Sint Liduina van Schiedam’, (1945), ‘Rouw en glorie’ (1946), ‘Bernadette’ (1947), ‘Sibylle het zigeunermeisje’ (1948), ‘De Vlam’ (1948), ‘Hans en Grietje’ (1949), ‘De erfenis van Janoom’ (1949), de revue ‘Door kruis en ploeg’ (50 jaar Boerenbond Haaren, 1951), ‘Emigratie op de Klaverhoeve’ (1953), ‘Blond Annemieke’ (1956) en de revue voor de RK Jonge Boeren Loon op Zand (1958). Zijn schrijverspseudoniem was ‘Jan van Brabant’. Hij was correspondent van enkele Brabantse bladen en hij schreef de Geïllustreerde VVV-gids voor Oisterwijk en omstreken (1924), Met de BBA door Mooi-Brabant (1945) en vertaalde uit het Frans het boek van abbé Pierre onder de titel De boodschap van abbé Pierre (1958). Hij was heemkundige en journalist. Vuijsters streefde naar behoud van de Kerkhovense molen en naar reiniging van de met onkruid overwoekerde Oisterwijkse vennen. Hij organiseerde het bevrijdingsfeest voor de Dorpsstraat. Praktisch helemaal in zijn eentje bracht hij de gelden bijeen voor het Huijbers-monument. Hij was medeoprichter en secretaris van de Broederschap van Oud-studenten van het Missiehuis der Paters van de HH Harten te Tilburg. Hij werd begiftigd met de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia en Pontifice, de gouden legpenning van de stad Tilburg en de gouden legpenning van de gemeente Oisterwijk. Hij overleed op 5 juni 1966 in het RK Gasthuis te Oisterwijk, waar hij sinds 1953 in pension was. Op 9 juni 1966 werd hij begraven op het kerkhof van het Gasthuis.

Literatuur: J.A.J. Becx, ‘Jan Vuysters en zijn nagelaten werken’, De Kleine Meijerij 19 (1966) 94-109; Kerkklokje, 10 juni 1966; (M.) v.d. Gr(iendt), 'Brabantse kunstenaars. 9. Jan Vuysters, toneelschrijver', Brabantia 4 (1955) 306-307; Regionaal Archief Tilburg, Collectie Vuijsters.