Was, PetrusGeboren te Brussel in 1474 als zoon van Petrus, burgemeester van de hoofdstad van het hertogdom Brabant, en van Michaela Wolf of Wolfs. Reguliere kanunnik op zeer jonge leeftijd in de adellijke Augustijner-abdij St. Geertrui te Leuven. Na eerst als prior werkzaam te zijn geweest werd hij benoemd als pastoor te Helvoirt (1515- 1527). Prelaat (abt) van de abdij St. Geertrui (1527-1540). Hij herstelde de verslapte tucht in het klooster. Hij beschermde de kunstenaars, en besteedde de sommen, door een nauwkeurig bestuur der abdijgoederen bespaard, aan het versieren van de kerk. Het koorgestoelte, dat hij 1540 deed vervaardigen, is door beeldhouwer De Waeyer voorzien van een afbeelding van de abt in het gestoelte knielend op een bidbank, welke versierd was met zijn wapen. Hij liet een refugiehuis van de abdij bouwen in Den Bosch (Spinhuiswal). Een in Den Bosch gevonden wapensteen van Petrus Was is mogelijk uit het refugiehuis afkomstig. De refugiehuizen hadden enkel die functie tijdens roerige tijden, als de kloosterlingen die werkzaam waren in de dorpen van de Meierij rondom 's-Hertogenbosch, naar een veilige stad vluchtten. Vooral ten tijde van de Gelderse Oorlogen, rond 1500, toen Maarten van Rossum met zijn troepen rondtrok, werden deze refugiehuizen gebouwd. Was werd op 24 januari 1527 tot conservator van de Leuvense universiteit gekozen. Meermalen verlangde hij van dit ambt ontslagen te worden; in 1540 stelde hij als plaatsvervanger dr. Reinerus Joannis van Enkhuisen aan, in 1538 had hij aan Keizer Karel V een coadjutor gevraagd en verkregen. Deze had geen deel in het bestuur, maar werd in 1546 tot pastoor te Oisterwijk benoemd. Petrus Was zou in 1551 ontslag genomen hebben en nog pastoor van Oisterwijk zijn geworden. Op 8 juli 1852 werd zijn abdij prooi der vlammen. Hij overleed op 14 februari 1553 te Leuven. Hij werd begraven in het koor van de kerk naast zijn moeder. Zijn grafsteen werd in de Franse tijd verwijderd. Literatuur: A. Huijbers, Oud Oisterwijk (Oisterwijk 1923); Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (1911-1937) deel 5, 1099. |