Weil, MaxGeboren te Straatsburg op 10 september 1882. Nederlands Israëlitisch. Hij huwde op 3 juli 1919 te Tilburg met Jeanne Oppenheimer (Lingelsheim 29 april 1895). Hij had vanaf 1911 de leiding over de handelsvertegenwoordiging van lederconcern Adler en Oppenheimer in Amsterdam, voor welke firma hij in Straatsburg (Elzas) al vanaf 1 oktober 1897 werkzaam was. Hij moest in de Eerste Wereldoorlog in Duitse dienst. Omdat na de oorlog de Elzas voor Duitsland verloren ging, werd op 14 november 1919 opgericht de Amsterdamse Ledermaatschappij NV (Almij) met Weil en Fred Kaufmann als directeuren. In 1920 nam de Almij de Oisterwijkse lederfabriek van Van der Aa over. Weil fungeerde van 6 april 1921 tot 28 augustus 1940 als gedelegeerd ‘Aufsichtsratsmitglied’ van de Lederfabriek. Was directeur NV Amsterdamsche Leder Mij. en gedelegeerd commissaris NV Lederfabriek Oisterwijk (1925). Toen het kantoor van de Almij in 1928 naar Oisterwijk werd overgeplaatst, verhuisde Weil in oktober 1928 van Amsterdam naar Tilburg om daar de voor hem door KVL-huisarchitect Otto Triebel gebouwde villa aan de Professor Dondersstraat nr. 20 (hoek Jan van Beverwijckstraat) te betrekken. Vier maanden na Hitlers machtsovername was er in Tilburg een initiatief om hulp te verlenen aan de Duitse joodse vluchtelingen. Weil werd gevraagd het voorzitterschap van een Tilburgs comité te bekleden. Dat deed hij niet, wel werd hij bestuurslid. Joost Pimentel werd voorzitter van het Tilburgse vluchtelingencomité. Pimentel was procuratiehouder bij de Oisterwijkse lederfabriek en evenals Weil woonachtig in de Prof. Dondersstraat. Max Weil werd in 1932 bestuurslid van de vereniging Centraal Isr. Krankzinnigengesticht in Nederland. Hij schonk enkele honderden guldens aan het kerkbestuur van de joodse gemeente Tilburg rond zijn 40-jarig jubileum bij Adler en Oppenheimer (oktober 1937). Weils schoonzuster Betty Oppenheimer vluchtte in 1937 vanuit Berlijn naar Nederland. Zij nam haar intrek bij Max Weil. Na de Reichskristallnacht kwam er een landelijke hulpactie voor joodse vluchtelingen op gang, ook in Oisterwijk werd een hulpcomité gevormd. En daarin zaten Max Weil, Erich Adler, de pastoor, burgemeester Verwiel en veel middenstanders. Weil vluchtte na de bezetting naar Engeland, waar hij werkte in de in de jaren dertig door Almij opgerichte fabriek te Littleborough. Hij vertrok daarna naar de VS, hij zou samen met Hans Adler er eind september 1941 voor zorg dragen dat een Amerikaans rechter voorkwam dat bijna een half miljoen dollar van het vanwege de oorlogsdreiging naar Willemstad (Curacao) verplaatste hoofdkwartier van de KVL in handen van de nazi's kwam. Weil overleedj op 23 oktober 1943 te New York. In de VS bestaat een Jeanne & Max Weil Fund for Services for the Aged of UJA-Federation (een joodse organisatie die zich richt op de zorg voor en de versterking van de identiteit van de joodse gemeenschap in New York en elders). |