Wezelaar, Henri Matthieu (Han)Geboren op 25 november 1901 te Haarlem als enig kind van Matthijs Bartholomeus Wezelaar (overleden 1922), directeur verzekeringsmaatschappij en Grietje Zeekat (overleden 1922). Hij huwde op 27 juni 1923 met Margaretha Wilhelmina (Willy) Visser (Amsterdam 6 februari 1902-1991), textiellerares, voormalig klasgenote op de Rijkschool voor Kunstnijverheid, en dochter van architect Johan Visser. Uit het huwelijk werd in 1933 een dochter geboren. In de bezettingsjaren liep zijn huwelijk stuk (scheiding 4 juli 1947). Op 20 augustus 1947 trouwde hij met de beeldhouwster Liesbeth Dobbelmann (1917). Dit huwelijk bleef kinderloos. Han Wezelaar was een astmatisch aangelegde, bedachtzame maar opgewekte jongen, die al vroeg een grote liefde voor tekenen aan de dag legde en vastbesloten was om kunstenaar te worden. Wezelaar studeerde aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam (1918-1922) waar zijn liefde voor beeldhouwkunst gewekt werd. Via Johan Visser kwam Wezelaar terecht in vooruitstrevende kringen van artiesten en schrijvers. In 1923 besloot hij zijn studie in Frankrijk voort te zetten, eerst in Collioure aan de Middellandse Zee en later in Parijs (1924-1934). Hij was in 1925 drie maanden lang de eerste leerling van Ossip Zadkine en introduceerde diens werk in Nederland. Ontwikkelde zich van expressionistisch naar neoclassicistische beeldhouwer. In 1925 stopte Wezelaar op verzoek van zijn schoonvader Visser 10.000 gulden in een uitgave van tuinarchitect (en zwager) John Bergmans’ Vaste planten en rotsheesters, maar daar werden slechts enkele tientallen exemplaren van verkocht. Wezelaar was als enig aandeelhouder van Vissers bouwonderneming Arenshoven betrokken bij de bouw en versieringen van het kunstatelier ’t Kapelleke aan het Oisterwijkse Klompven. Samen met de Blaricumse joodse kunstschilder Maurits de Groot was hij organisator in 1926 van een internationale kunsttentoonstelling in en rondom ’t Kapelleke. In de zomer van dat jaar organiseerde de kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken een grote tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk museum en Oisterwijk zou daarop een vervolg worden. De Groot en Wezelaar toverden 't Kapelleke en een loods om tot tentoonstellingsruimten. Het gevolg was dat van 17 juli tot 31 augustus 1926 meer dan 60 befaamde nationale en internationale kunstenaars in Oisterwijk exposeerden, waarbij werken van o.a. Zadkine, Picasso, Mondriaan, Toorop, Willink en Sluijters te zien waren. Van juli tot oktober 1926 werkte Wezelaar aan ’t Kapelleke. In het najaar van 1934 verhuisde hij naar Amsterdam en exposeerde het jaar daarop in het Stedelijk Museum. Hij exposeerde ook op wereldtentoonstellingen in Brussel (1935) en Parijs (1937) en werkte samen met architect J.J.P. Oud. In 1939 betrok hij een atelier in Laren, in de oorlog weigerde hij zich aan te melden bij de Kultuurkamer. Hij, toch vooral een stadsmens, keerde na de oorlog terug naar Amsterdam. Hij maakte na de oorlog veel oorlogsmonumenten en beelden van o.a. Henri Polak (1947), Wibaut (1967), Rembrandt (1969), het NVV-monument (1960) en het Turfgraversmonument (1975) te Hoogeveen. Hij overleed 24 juli 1984 te Amsterdam aan kanker. Literatuur: Archief Han Wezelaar in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te ’s-Gravenhage; Jan Teeuwisse, Han Wezelaar statuaire ( Zwolle 2003); Ad van den Oord, 'De radeloosheid en angsten van den modernen geest', Kerkklokje, 27 november 1991. |