Wiel, Johannes Hubertus (Jan) van deGeboren te Oisterwijk op 22 september 1850 als zoon van schoenmaker en later leerlooier Willem van de Wiel (Oisterwijk 16 mei 1815-19 november 1885) en Cornelia Huberdina van Gool (Tilburg 17 augustus 1823-Oisterwijk 12 maart 1887). Hij huwde te Oisterwijk op 26 augustus 1886 met Wilhelmina Petronella de Backer (Oisterwijk 18 februari 1866), met wie hij tenminste twaalf kinderen kreeg. Jan van de Wiel zette in 1899 zijn handwerkzaak om in een machinale schoenfabriek. Op 1 januari 1899 startte hij met zijn broers Petrus Ludovicus, Ludovicus Johannes Hubertus en Wilhelmus Hubertus, allen leerlooier, een vennootschap tot handel in huiden, leder, schoenen en laarzen onder de naam firma J.H. van de Wiel. De firma W. van de Wiel (bestond tussen de andere broers) van 22 december 1887 werd daarmee ontbonden. Jan van de Wiel was een van de weinige schoenfabrikanten in Oisterwijk die niet aan gedwongen winkelnering deed. De arbeiders bij Van de Wiel waren goed georganiseerd en er vonden diverse acties plaats. Rond 1900 was er een staking van achttien arbeiders, die aangesloten waren bij de ‘pastoorsvakbond’ van Van Heesbeen. Eind 1910 waren er plannen voor een grote stoomleerlooierij aan de 'roode brug'. In 1912 kreeg Van de Wiel problemen met de vakbonden omdat hij de vrije dagen met Vastenavond wilde afschaffen. Na overleg met de RK vakbond bleven ze gehandhaafd. Een succesvolle loonactie van de arbeiders vond plaats in november 1913 en een jaar later werden de lonen van de stiksters verhoogd tot ongeveer zes gulden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de uurlonen op de fabriek telkens verhoogd (tot 20 cent). De fabriek achter zijn woning aan de Kerkstraat (Poststeeg tot aan Hoogstraat toe) draaide vanaf de zomer 1911 op stoom. Van de Wiel was aangesloten bij de Algemeene Nederlandsche Bond van Schoenfabrikanten. Hij overleed te Oisterwijk op 21 februari 1928. |