Wierdsma, Rombertus Franciscus (Rombert)Geboren te Nuland op 20 maart 1808 als zoon van Petrus Emilius Wierdsma (Nuland 26 december 1765-Oisterwijk 25 november 1837) en Walradina Christina Petronella Schreuder (Cleef 5 oktober 1778-Oisterwijk 29 mei 1849). Hij huwde te Oisterwijk op 12 mei 1843 met Rebecca Rijpperda (Oisterwijk 23 april 1822-6 maart 1851), dochter van vrederechter Jan Rijpperda, met wie hij drie kinderen kreeg: Petrus Emilius (Piet) (1844), Jan Folkert (Jan) (1846) en Arnolda (Ada) (1848). Zijn vrouw stierf in 1851 aan de tering. Rombert studeerde rechten in Leuven, maar maakte deze studie niet af. Vanaf april 1829 werkzaam als commies-griffier bij het vredegerecht Oisterwijk, met de bedoeling zijn vader op te volgen. Dan volgt de afscheiding van België. Na een landelijke oproep, meldt Rombert zich aan als vrijwilliger bij het korps Noord-Brabantse Jagers. In november 1830 ging hij vrijwillig onder de wapenen. In 1834 werd hij griffier van het vredegerecht tot opheffing daarvan in 1838. Vanaf dan griffier kantongerecht Tilburg, waar Pieter Vreede kantonrechter was. Na zijn huwelijk woonde Rombert weer in Oisterwijk in het ouderlijk huis op De Lind (gebouwd op Schoutenerf, ongeveer De Lind 20-22). Op 9 april 1849 werd hij kantonrechter te Tilburg, hij ging met paard en wagen dagelijks op en neer, later met de trein. Ook was hij evenals zijn vader rentmeester van landgoed De Hondsberg. Die taak werd na zijn dood voortgezet door zoon Piet en daarna door diens oom Abraham Henricus Verster. In 1850 was Rombert lid van Provinciale Staten en werd daar lid van de commissie van landbouw. Hij kreeg het niet voor elkaar dat de provinciale weg Tilburg-Eindhoven over Oisterwijk ging lopen, wel werd in 1852 de Heusdensebaan verhard. Rombert overleed te Oisterwijk op 23 december 1870. Het huis aan De Lind werd in 1873 verkocht aan Josephus Johannes Suijs, die het in 1882 weer verkocht aan Frederik Arnold Holleman. Literatuur: Frans van Iersel, ‘De Wierdsmabank aan het Kolkven tussen Oisterwijk en Moergestel’, De Kleine Meijerij 52 (2001) 81-97. |