Willichius, Jodocus

Geboren in Kleef of (andere bron) Zeddam. Ook wel Wielich of Wylichius genoemd. Hij huwde met Maria Meijlings, met wie hij tenminste drie zonen (Otto 1649, Wilhelm 1652 en Jacobus 1659) kreeg en mogelijk ook een dochter (Anna, die in 1673 in Oisterwijk in ondertrouw is). Hij heeft waarschijnlijk bij Voetius aan de universiteit van Utrecht gestudeerd, in 1637 en 1638 wordt hij genoemd in de 'disputationes' van Voetius. Predikant van Didam van 1641 tot 1648 en vervolgens predikant vanaf 13 september 1648 te Oisterwijk tot zijn overlijden in 1672. Na de vrede van Munster werden de priesters uit Brabant verbannen van 1648-1674, de kerken in beslag genomen. Willichius was een der eerste negen predikanten, die midden september 1648 tijdens de grote kerkvergadering in Den Bosch benoemd werden om de Meierij te protestantiseren. Hij was blijkbaar geen onverdraagzaam man, want een jaar later wordt tegen hem de klacht geuit, dat hij verklaard had heel tevreden te zijn met de roomse ambtenaren, een klacht waarvan hij zich al spoedig bij de Gelderse synode wist te zuiveren. Voor dezen was hij (als proponent) beroepen. In periode 1657-1672 combineerde hij Oisterwijk met Haaren. Hij was de opvolger van de C. Gortzenius. Op 1 april 1656 was er een rekest van de schout en schepenen van de vrijheid Oisterwijk aan de Raad van State, waarin zij te kennen geven dat Willichius de rectorsplaats heeft waargenomen, waarin deze graag wil continueren. Men verzoekt de Raad ermee in te stemmen dat hij op deze post kan blijven tegen het daartoe staande traktement. Men stemt ermee in dat de predikant ook de rectorsplaats bedient, dit vanwege de goede getuigenissen van de zijde van de gecommitteerden van de Meierij. Willichius werd als predikant in Oisterwijk opgevolgd door Jacobus de Lange. de familienaam Willichius staat in periode 1685-1688 nog vermeld in de Oisterwijkse Schepenbank protocollen. Zijn zoon Wilhelmus was preceptor 's-Hertogenbosch en predikant te Engelen (1679-1688, sedert 1683 ook van Crêvecoeur).