Knipperlichtrelatie tussen gemeentebestuur en vrijheidseik

In de afgelopen ruim tweehonderd zijn door het gemeentebestuur - inmiddels monumentale -bomen op De Lind geplaatst. Maar in al die jaren zijn ze herhaaldelijk bedreigd geweest, niet in de laatste plaats door het handelen van het gemeentebestuur zelf.

De vrijheidseik

Op 19 oktober 1794 dient de Oisterwijkse huisschilder Francis van Roessel een rekening bij het gemeentebestuur in, die hij als volgt specificeert: "den vrijboom geverft met een plank daar bij met letters; voor verf en arbijt same: 1. 3. 0." (één gulden, 3 stuivers, 0 penningen). Deze vondst in het archief van het Oisterwijkse Dorpsbestuur, in 1996 door Paul Arts gedaan, toont aan dat kort na het binnentrekken van de Franse troepen in Oisterwijk (september 1794) al een vrijheidsboom geplant is. De boom stond symbool voor ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ en voor een democratisch bestuur. De vrijheidsboom werd versierd met blauwe, witte en rode linten (de kleuren van de Franse Revolutie) en alle standen dansten er omheen. Vaak werd een rode jacobijnenmuts in de top gehangen. Bij de Franse revolutionairen was de eik als vrijheidsboom veruit favoriet. De eik is een stoere en indrukwekkende boom, die traag groeit en lang leeft. De groei van de eik moest de vooruitgang van de democratie symboliseren. De door Van Roessel geschilderde plank bij de vrijheidsboom zal een toelichting over de boom hebben bevat en een waarschuwing aan degenen die de boom zouden willen schenden. Misschien wel de door de Franse geestelijke en revolutionair Gregoire bedachte tekst 'Geliefde Vryheidsboom! (...) Dat de byl u nooit nadere, dan om hem te treffen, die aan u schenddaadige handen zou willen slaan!'. Overigens moet Van Roessel wel twee jaar wachten voordat het gemeentebestuur zijn rekening betaalt. Het in april 1795 aangetreden nieuwe bestuur van patriotten vereffent de rekening uiteindelijk.

Trouwlaantje

In 1799 plaatst het gemeentebestuur bij de vernieuwde steenweg op De Lind lindes en mastbomen: de start van het Trouwlaantje. Dat paste in de revolutionaire idealen rondom de vrijheidseik. Gregoire had verordonneerd dat ‘Elke Vryheidsboom omringd moet weezen met eene Plantadie van Boomsoorten’ om de natuur in de dorpen en steden terug te brengen. Een jaar daarvoor was in de Bataafse Republiek de Staatsregeling aanvaard, die de democratie in Nederland sterk bevorderd heeft. Alle inwoners van Oisterwijk van twintig jaar en ouder kregen stemrecht als zij tenminste bereid waren de ‘eed van trouw’ af te leggen: trouw aan het Bataafse volk en een eed van afkeer richting stadhouder en aristocratisch bestuur (de Oranjes). In sommige gemeenten werd die eed onder de vrijheidseik afgenomen. In die zin is de door Frans Goris geopperde mogelijkheid dat het Trouwlaantje genoemd is naar de ‘eed van trouw’ niet zo’n gek idee.

Raadsbesluit om vrijheidseik te rooien

In de meeste gemeenten was de vrijheidsboom geen lang leven beschoren. Reactionaire gemeentebesturen zouden, zeker na de verdrijving van de Fransen in 1813, de boom op rituele wijze kappen. In Oisterwijk waaide met burgemeester en radicaal-patriot Hermanus Schellekens een andere wind. De vrijheidseik bleef overeind, ook na de terugkeer van koning Willem I. Maar in 1863 lijkt het lot van de boom bezegeld. De zomereik op De Lind vertegenwoordigt dan inmiddels een grote waarde. Het harde hout wordt gebruikt door meubelmakers en de boomschors voor het looien van huiden. En dus wijst burgemeester, en kruidenier, Hendrik Vogels, de raadsleden erop dat de Vrijheidseik ‘ten voordeele en ten nutte van de gemeente’ gerooid zou kunnen worden om van het hout vervolgens planken voor een brug over de Voorste Stroom te maken. Het voorstel om de boom te kappen wordt op 22 april 1863 aangenomen met vier stemmen voor en twee tegen. Maar dan komt de burgerij van Oisterwijk in opstand. Op 4 mei 1863 tekenen 40 notabele ingezetenen een petitie tegen de kap. Daaronder bekende namen zoals Frits Holleman, die zich later zal inzetten voor behoud van de Lindeboom en een schone Voorste Stroom, de latere burgemeesters A.M. Canters en H. van Beckhoven en huisschilder Nol van Roessel (een achterneef van Francis van Roessel). De ondertekenaars willen de vrijheidseik als ‘eene historische merkwaardigheid’ behouden. En dat lukt. De raadsleden schrikken van zo veel protest en trekken het besluit tot kap in. Bovendien durft geen enkele Oisterwijker nog op het hout en de schors van de boom te bieden, waardoor ook het economisch voordeel voor de gemeente verdwijnt.

De Lindeboom bedreigd

In 1897 en 1899 klimt Frits Holleman wederom in de pen. De oude Lindeboom leidt een kwijnend bestaan en lijkt ter dood veroordeeld. Holleman waarschuwt het gemeentebestuur dat de bouw van het nieuwe raadhuis (in 1899 aangevangen) de verstening te dicht bij de boom brengt. Bovendien zijn uit de bouwput ‘hooge aardhopen’ op de standplaats van de oude linde geworpen, waardoor de wortels lucht en warmte tekort komen. Maar de raadsleden betogen dat de linde toch niet meer lang te leven heeft en de omgeving ontsiert. Holleman benadert echter de landelijke pers en zet een geslaagde actie op touw om de linde te redden en tot ‘de trots en het sieraad van Oisterwijk’ te laten uitgroeien.

Raadsbesluit om Trouwlaantje te ruimen

Volgens burgemeester De Keyzer verkeert het Trouwlaantje in 1911 in ‘desolaten toestand’. Hij roept de raadsleden op een onderzoek te laten instellen. De raad vindt dat allemaal niet meer nodig en besluit op 14 september 1911 om alle bomen te ruimen. Zes dagen later roeren de tegenstanders zich onder aanvoering van de Oisterwijkse VVV. Een adres aan de raad heeft wederom succes. Op 18 januari 1912 trekt de gemeenteraad het besluit tot kap in, nadat uit onderzoek van de Heidemij bleek dat de bomen nog jaren mee konden. Maar in 1924 willen B&W toch alle bomen rooien en vernieuwen. Een tuinarchitect uit het Gooi maakt een ambitieus plan. Ook wordt advies gevraagd aan Natuurmonumenten en de Bond Heemschut. Beide organisaties blijken niet overtuigd van de noodzaak tot kap. Pieter van Tienhoven, de voorman van Natuurmonumenten, komt persoonlijk een kijkje nemen. Hij rapporteert aan burgemeester Verwiel dat kap niet nodig is en dat volstaan kan worden met een flinke snoeibeurt. Achterstallig onderhoud is volgens Van Tienhoven de oorzaak van de desolate toestand. Wederom gaat het kapplan de ijskast in en worden de hoge lindes teruggesnoeid, overigens naar de mening van Van Tienhoven onprofessioneel.

De wortels van de vrijheidseik in de knel

In de jaren twintig ziet ook de vrijheidseik er niet goed uit. De boom kwijnt weg omdat de bodem boven de wortels steeds meer vastgelopen wordt. De wortels worden losgewerkt. Echter in 1951 lijkt het lot van de eik definitief bezegeld. Heemkundige Jan van Sprang spreekt in het Kerkklokje van 10 november 1951 zijn zorgen uit. De eik is volgens hem bijna geheel ontbladerd en heeft een verschrompelde kroon. ‘De levenskracht lijkt eruit te zijn. Er zit geen lier meer in de boom’. Van Sprang wijst erop dat Engelse bevrijders in 1944 bij de boom hun keukenwagens plaatsten en het ‘scherpe afvalwater’ in de grond lieten lopen. De landbouwhogeschool Wageningen wordt door het gemeentebestuur te hulp geroepen. Deskundigen constateren een bladvlekkenziekte en een schimmel, die in de wortelhals dodelijk werk verricht. De wortelhals wordt met een koperoplossing bewerkt en blootgelegd. En ziedaar, de boom overleeft wederom en staat er nog altijd, ondanks het feit dat de ophoging met zand en stenen in de periode tot en met nu is doorgegaan. De vrijheidseik is opnieuw ziek, maar de historie leert dat de boom ook een ongekende veerkracht heeft.