In Vervolgd en vergeten. Duitse en Nederlandse joden in Oisterwijk 1933-1945 beschrijft de auteur Ad van den Oord een van de meest zwarte en nog onbeschreven bladzijden uit de Oisterwijkse geschiedenis: de vervolging en deportatie van de joden. Hij doet dit op basis van interviews en vele nog niet eerder gebruikte archiefbronnen. Door de aanwezigheid van een joodse lederfabriek telde het katholieke dorp Oisterwijk relatief veel joden. Na de machtsovername door Hitler in 1933 kwamen daar nog eens enkele tientallen Duits-joodse vluchtelingen bij. In dit Midden-Brabantse leerlooiersplaatsje roerde zich in de jaren dertig het antisemitische en fascistische Zwart Front van Arnold Meijer. De hulp in de oorlog aan de joden bleef in het dorp hoofdzakelijk beperkt tot enkelen die zelf reeds eerder aan den lijve ondervonden hadden wat het betekende om ‘buitenstaander’ te zijn. Deze studie laat zien dat in Oisterwijk veel Duits-joodse vluchtelingen het slachtoffer werden van de deportaties. Zij kwamen het eerst in aanmerking voor deportatie en hadden de minste sociale contacten. Na de oorlog werden de vermoorde joden vergeten en de weinige teruggekeerde joden niet begrepen. De bevolking was te zeer bezig met het verwerken van de eigen oorlogservaringen en de nieuwe oorlog in Indonesië. Toen in 1950 door het gemeentebestuur een gedenksteen met de namen van de Oisterwijkse oorlogsslachtoffers onthuld werd, ontbraken de vermoorde joodse plaatsgenoten. |