Sex en de dubbeltjespotDe traditie van het vieren van Vastenavond is in Oisterwijk al heel oud. Het was de avond waarop het gezag werd uitgedaagd. Eind zestiende eeuw hadden enkele Oisterwijkse jongeren op Vastenavond zich een grap veroorloofd met drie geuzenruiters. Geuzen, dat waren de protestanten die toen hier de baas waren. Waaruit de grap bestond wordt uit de bronnen niet duidelijk, wel de represaille door het gezag: de Oisterwijkse bevolking moest maar liefst 5000 gulden schadevergoeding aan de gouverneur en de ruiters betalen. Maar toen de katholieken weer aan de macht kwamen, ging het er niet anders aan toe. Met gezag, van welke kant dan ook, mocht niet gespot worden. De ambachtsgilden met hun teerdagen (waarbij flink gedronken en gevreeën werd) waren rond 1850 een doorn in het oog van pastoor De Wit. Hij beschouwde de gilden als pleziergezelschappen, een soort carnavalsverenigingen avant la lettre. Vooral was hij gepikeerd over het feit dat die gildemeesters tal van vrouwen meesjouwden naar de teerdagen, sommigen zelfs nog met een kind aan de – ook dat nog - blote borst. De pastoors probeerden uit alle macht de inwoners uit de kroegen te houden en daarom werd het vrouwen verboden om tijdens de Vastenavonddagen na zonsondergang nog op straat te komen, laat staan in een kroeg. Overal werd het 40-uren-gebed ingevoerd, in de hoop dat de inwoners dan de hele avond in de kerk zouden zitten. Maar in Moergestel moest de pastoor dat gebed in 1852 op last van de bisschop weer afschaffen. De Moergestelnaren gingen namelijk eerst wel keurig naar de kerk, maar dan linea recta naar de kroeg. In 1893 werden de Oisterwijkse schoenmakers Martinus Zwerts en Martinus Schilders door de veldwachters aangehouden en bekeurd omdat ze zich met Vastenavond in een wit hemd hadden gekleed. En dat mocht ook al niet van de burgemeester, die had zelfs officieel laten afkondigen dat niemand zich met Vastenavond in Oisterwijk mocht verkleden. De Oisterwijkse schoenmakers hechtten sterk aan de Vastenavonddagen, toen patroon J.H. van de Wiel in 1912 de dagen rondom Vastenavond als vrije dagen wilde afschaffen , kreeg hij de gehele katholieke vakbond over zich heen. De vrije dagen werden gehandhaafd. In de crisisjaren dertig van de vorige eeuw kregen de arbeiders tijdens de carnavalsdagen als enige ontspanning in Oisterwijk de revue te zien, meer gegoeden togen naar Den Bosch of Bergen op Zoom om daar in de sociëteiten in besloten sfeer carnaval te vieren. Dat ging zo door tot de jaren vijftig. In Oisterwijk ontstond in 1958 de eerste carnavalsvereniging: ‘Ons Kiske’, later in naam gewijzigd in ‘de Knolraop’. De residentie van deze vereniging was café Adriaen Poirters, waar Janus Puts achter de tap stond, samen met zijn vrouw Mien Robben. In het café van Janus werden door zijn dochter Liesbeth, fotograaf Jan Vlaminckx en diens latere echtgenote Toos Schilders plannen gesmeed voor een jeugdcarnavalsoptocht. In februari 1961 was het zo ver en trok de eerste optocht vanaf de Lederfabriek door het centrum. In 1968 startte de SOK (Stichting Openbaar Karnaval) met activiteiten voor de volwassenen. De jaren zestig bleken een goede voedingsbodem voor het openbaar carnaval. De economie groeide zodanig dat ook arbeiders voldoende loon kregen om zonder dubbeltjespot carnaval en kermis te vieren. En het gezag was aan erosie onderhevig. Alles leek ineens te kunnen. Zelfs het Kerkklokje pronkte in die jaren met een vette krantenkop ‘Sex’, de auteur was een geestelijke, de doelgroep de jeugd, het onderwerp seksuele voorlichting. Ad van den Oord |